Als er een cirkel
`c`
met straal
`5`
en middelpunt
`O`
en de lijn
`l:y=text(-)0,75 x+2`
gegeven zijn, dan bereken je hun snijpunten door in
`x^2 +y^2 =25`
voor
`y`
de uitdrukking
`text(-)0,75 x+2`
in te vullen (te substitueren).
Je vindt dan :
`x^2 + (text(-)0,75 x+2 ) ^2 =25`
.
Deze vergelijking schrijf je als
`1 9/16 x^2 -3 x-21 =0`
.
Zo'n vergelijking los je op met de abc-formule. Je vindt twee oplossingen voor `x` omdat de discriminant positief is. Je vindt dan `x=text(-)2,83` en `x=4,75` . En de snijpunten die je zoekt worden dan `(text(-)2,83;4,12)` en `(4,75;text(-)1,56)` .
Wil je de snijpunten van
`m`
:
`y = text(-)0,75x + 6,25`
en cirkel
`c`
berekenen, dan gebeurt er iets bijzonders. Na invullen vind je
`x^2 + (text(-)0,75x + 6,25)^2 = 25`
.
Dit kun je herleiden tot
`1 9/16 x^2 – 9 3/8 x + 14 1/16 = 0`
.
Als je dit op dezelfde manier gaat oplossen dan zijn er geen twee
`x`
-waarden, maar slechts één. Dat komt omdat hier de discriminant
`0`
is. Er is blijkbaar maar één oplossing en de twee snijpunten vallen dan als het
ware samen, de lijn
`m`
en de cirkel
`c`
raken elkaar. Lijn
`m`
heet een raaklijn aan cirkel
`c`
. Er is één raakpunt.
Wanneer de discriminant kleiner dan `0` is bestaan er geen reële oplossingen: dat betekent dat de lijn en de cirkel elkaar missen.
Bekijk in de
Bereken zelf de snijpunten van `l` en `c` in twee decimalen nauwkeurig.
Toon aan dat `m:y=text(-)3/4 x+6 1/4` raakt aan de cirkel `c:x^2 +y^2 =25` .
Bereken het raakpunt.
Er is nog een lijn met dezelfde richtingscoëfficiënt die aan cirkel `c` raakt. Welke vergelijking heeft die lijn?
Gegeven is de cirkel met vergelijking `x^2 +y^2 =5` . Welke van deze lijnen raakt cirkel `c` ? Bereken telkens de snijpunten of het raakpunt van lijn en cirkel.
`y=2 x`
`y=2 x+2,5`
`y=text(-)0,5 x+2,5`
`y=text(-)0,5 x-2,5`