Kansrekening > Kansbomen
12345Kansbomen

Voorbeeld 3

Twee basketballers hebben een verschillend schotpercentage: A heeft een schotpercentage van `25` % en B heeft een schotpercentage van `16` %.
Beiden doen een doelpoging. Hoe groot is de kans op één treffer?

> antwoord

Voor een vaasmodel van deze situatie heb je nu twee vazen nodig:

  • voor A: een vaas met `100` balletjes, `25` groene (treffer) en `75` rode (misser)
    voor B: een vaas met `100` balletjes, `16` groene (treffer) en `84` rode (misser);

  • aselecte trekking van één balletje uit elke vaas;

  • teruglegging is nu niet relevant, want je trekt maar één balletje uit elke vaas.

Daarbij hoort deze kansboom.

De routes waarbij precies één keer wordt gescoord, zijn aangegeven.
Als `X` het aantal treffers is, dan is de gevraagde kans:
`text(P)(X=1 )=0,25 *0,84 +0,75 *0,16 =0,33` .

Opgave 9

In Voorbeeld 3 gaat het om kansen bij twee basketballers met een verschillend schotpercentage. Ze schieten elk één keer op de basket.

a

Hoe groot is de kans op twee treffers?

b

Hoe groot is de kans op geen enkele treffer?

c

Hoe groot is de kans op minstens één treffer?

verder | terug