Kansrekening > Kansbomen
12345Kansbomen

Theorie

Veel situaties waarin kansen een rol spelen, kun je beschrijven door middel van aselecte trekking van balletjes uit een vaas. Dit noem je een vaasmodel voor de situatie.

Bij elk vaasmodel kun je een kansboom maken om kansen te berekenen. Daarbij moet je goed onderscheiden:

Trekking met teruglegging
Na elke trekking van één balletje doe je dit terug in de vaas en je schudt het geheel. Dan pas trek je een volgend balletje. De kansboom bij een vaas met twee groene en drie rode balletjes zie je hiernaast.

`text(P)( text(2 groen)) = text(P)(text(GG)) = 2/5 * 2/5`
`text(P)(text(eerst groen en daarna rood)) = text(P)(text(GR)) = 2/5 * 3/5`
`text(P)(text(groen en rood)) = text(P)(text(GR of RG)) = 2/5 * 3/5 + 3 /5 * 2/5`

Trekking zonder teruglegging
Na elke trekking van één balletje doe je dit niet terug in de vaas. Je trekt meteen het volgende balletje. (Twee in één greep kan ook.) De kansboom zie je hiernaast.

`text(P)( text(2 groen)) = text(P)(text(GG)) = 2/5 * 1/4`
`text(P)(text(eerst groen en daarna rood)) = text(P)(text(GR)) = 2/5 * 3/4`
`text(P)(text(groen en rood)) = text(P)(text(GR of RG)) = 2/5 * 3/4 + 3 /5 * 2/4`

In een kansboom vermenigvuldig je de kansen bij een bepaalde route steeds vanaf het beginpunt van de boom. Omdat hier twee balletjes worden getrokken, heeft de kansboom twee "lagen" . Het aantal lagen is gelijk aan het aantal getrokken balletjes.

verder | terug