Kansrekening > Toevalsvariabelen
12345Toevalsvariabelen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`0` , `1` , `2` , of `3` .

b

`text(P)(X=0 )=0,75^3=0,421875`
`text(P)(X=1 )=0,75^2*0,25 *3 =0,421875`
`text(P)(X=2 )=0,75 *0,25^2*3 =0,140625`
`text(P)(X=3 )=0,25^3=0,015625`

c

Per vier doelpogingen één score (gemiddeld).

Opgave 1
a

Je kunt nu nul, één, twee, drie of vier treffers hebben. Gebruik eventueel een kansboom.

`text(P)(X = 0) = 0,75^4 ~~ 0,3164`

`text(P)(X = 1) = 0,75^3 * 0,25 * 4 ~~ 0,4219`

`text(P)(X = 2) = 0,75^2 * 0,25^2 * 6 ~~0,2109`

`text(P)(X = 3) = 0,75 * 0,25^3 * 4 ~~0,0469`

`text(P)(X = 4) = 0,25^4 ~~ 0,0039`

` x ` ` 0 ` ` 1` ` 2 ` ` 3 ` ` 4`
` text(P)(X = x) ` ` 0,3164 ` ` 0,4219 ` ` 0,2109 ` ` 0,0469 ` ` 0,0039`
b

Het verwachte aantal treffers is: `0 * 0,3164 + 1 * 0,4219 + 2 * 0,2109 + 3 * 0,0469 + 4 * 0,0039 = 1`

Opgave 2
a

`text(P)( M = 1 ) = 3 * 4 / 9 * (5 / 9)^2 = 300 / 729`

`text(P)( M = 2 ) = 3 * (4 / 9)^2 * 5 / 9 = 240 / 729`

b

`text(P)(text(minstens 2 door een man)) = text(P)(M = 2) + text(P)(M = 3) = 240 / 729 + 64 / 729 = 304 / 729`

c

`text(P)(text(minder dan 2 door een man)) = text(P)(M = 0) + text(P)(M = 1) =125/729+300/729=425 / 729`

Opgave 3
a

Je kunt nul, één, twee of drie keer een zes gooien met drie dobbelstenen.

`text(P)(X = 0) = (5 / 6)^3 = 125 / 216`

`text(P)(X = 1) = 3* 1 / 6 * (5 / 6)^2 = 75 / 216`

`text(P)(X = 2) = 3* (1 / 6)^2 * 5 / 6 = 15 / 216`

`text(P)(X = 3) = (1 / 6)^3 = 1 / 216`

Bekijk de tabel.

`x` `0` `1` `2` `3`
`text(P)(X = x)` `125/216` `75/216` `15/216` `1/216`
b

Verwachtingswaarde is `0 * 125 / 216 + 1 * 75 / 216 + 2 * 15 / 216 + 3 * 1 / 216 = 0,5` .

c

Als je heel vaak met drie dobbelstenen gooit, mag je per twee keer gooien één zes verwachten.

Opgave 4
a
`m` 0 1 2 3
`text(P)(V=v)` `24/504` `180/504` `240/504` `60/504`

Naar verwachting worden `0 * 24 / 504 + 1 * 180 / 504 + 2 * 240 / 504 + 3 * 60 / 504 = 1 2 / 3` taken door een vrouw gedaan.

b

Nee, want de verwachting van de mannen was `1 1/3` en er zijn drie taken uit te voeren. Bovendien is de kans voor een vrouw in de kansboom steeds groter of gelijk aan die van een man.

Opgave 5
a

In totaal zijn er `178` zaaddozen onderzocht (tel alle frequenties bij elkaar op: `1 + 2 + 8 + ... + 23 + 1` ). De relatieve frequentie van het aantal onderzochte zaaddozen met `3` zaden is `1 / 178 ~~ 0,0056` .
Zo werkt het ook bij alle andere relatieve frequenties in deze tabel.

aantal zaden 3 4 5 6 7 8 9 10 11
relatieve frequentie 0,0056 0,0112 0,0449 0,0730 0,1236 0,2528 0,3539 0,1292 0,0056
b

`text(P)( text(Z) > 8 ) = text(P)( text(Z) = 9) + text(P)( text(Z) = 10) + text(P)( text(Z) = 11) =` `0,3539 + 0,1292 + 0,0056 = 0,4887 ~~ 49` %

c

`text(P)(text(hoogstens vier zaden per zaaddoos)) = text(P)( text(Z) < = 4) = text(P)( text(Z) = 3) + text(P)( text(Z) = 4) = ` `0,0056 + 0,0112 = 0,0168`

d

Dit kun je het snelste met de GR doen: het gemiddelde van deze frequentietabel is tevens de verwachtingswaarde van het aantal zaden per zaaddoos. Je kunt natuurlijk ook de standaardberekening van de verwachtingswaarde maken: `3 * 0,0056 + 4 * 0,0112 + 5 * 0,0449 + 6 * 0,0730 + 7 * 0,1236 + 8 * 0,2528 + 9 * 0,3539 + ` `10 * 0,1292 + 11 * 0,0056 ~~ 8,15` .

Opgave 6
a
`k` `0` `1` `2`
`text(P)(K=k)` `1/4` `1/2` `1/4`
b

`text(P)(text(hoogstens ) 1 text( keer kop)) = text(P)(K le 1) = text(P)(K=0) + text(P)(K=1) = 1/4 + 1/2 = 3/4`

Opgave 7

De verwachtingswaarde van `X` is: `0*0,15 + 1* 0,09 + 2*0,34 + 3*0,42 = 2,03` .

Opgave 8
a

Maak eventueel een kansboom met vier lagen.

Bekijk de tabel.

`j` `0` `1` `2` `3` `4`
`text(P)(J=j)` `1/16` `4/16` `6/16` `4/16` `1/16`
b

`text(P)(J ge 2) = text(P)(J=2) + text(P)(J=3) + text(P)(J=4) = 6/16 + 4/16 + 1/16 = 11/16`

Je kunt deze kans ook sneller berekenen: `text(P)(J ge 2) = 1 - text(P)(J < 2) = 1 - text(P)(J=0) - text(P)(J=1) = 1 - 1/16 - 4/16 = 11/16`

c

De verwachtingswaarde: `1/16 * 0 + 4/16 * 1 + 6/16 * 2 + 4/16 * 3 + 1/16 * 4 = 2` .

d

Ieder gezin met vier kinderen heeft naar verwachting twee jongens.

Dus `150*2=300` jongens.

Opgave 9
a

In totaal zijn er `33` balletjes.

`text(P)(X=0) = (30/33)^4 ~~ 0,6830`

`text(P)(X=1) = 4 * 3/33 * (30/33)^3 ~~ 0,2732`

`text(P)(X=2) = 6 * (3/33)^2 * (30/33)^2 ~~ 0,0410`

enzovoort.

`x` `0` `1` `2` `3` `4`
`text(P)(X=x)` `0,6830` `0,2732` `0,0410` `0,0027` `0,0001`
b

Bedenk dat er maar drie groene balletjes zijn, dus je kunt er maximaal drie pakken bij vier keer trekken. De bijbehorende kansboom mist daarom wat takken.

`text(P)(Y=0) = (30/33) * (29/32) * (28/31) * (27/30) ~~ 0,6697`

`text(P)(Y=1) = 4 * (30/33) * (29/32) * (28/31) * (3/30) ~~ 0,2977`

enzovoort.

`y` `0` `1` `2` `3`
`text(P)(Y=y)` `0,6697` `0,2977` `0,0319` `0,0007`
Opgave 10
a

De waarden `0` tot en met `4` .

b

Maak eventueel een kansboom met vier lagen; de situatie is zonder terugleggen.

Totale aantal leerlingen is `28` .

Bereken dan de kansen uit de kansverdeling:

`text(P)(M=0) = 12/28 * 11/27 * 10/26 * 9/25 ~~ 0,0242`

`text(P)(M=1) = 4 * 12/28 * 11/27 * 10/26 * 16/25 ~~ 0,1719`

enzovoort.

`m` `0` `1` `2` `3` `4`
`text(P)(M=m)` `0,0242` `0,1719` `0,3868` `0,3282` `0,0889`

Maak met je GR hierbij een staafdiagram.

c

`0 * 0,0242+1 * 0,1719+2 * 0,3868+3 * 0,3282+4 * 0,0889 = 2,2857 ~~ 2,3` .

Opgave 11
a

Bekijk de tabel.

`z` `1` `2` `3` `4` `5` `6` `8` `9` `10` `12` `15` `16` `18` `20` `24` `25` `30` `36`
`text(P)(Z=z)` `1/36` `2/36` `2/36` `3/36` `2/36` `4/36` `2/36` `1/36` `2/36` `4/36` `2/36` `1/36` `2/36` `2/36` `2/36` `1/36` `2/36` `1/36`
b

Verwachtingswaarde is: `1 * 1/36 + 2 * 2/36 +` ... `+ 30 * 2/36 + 36 * 1/36 = 441/36 = 12,25` .

`text(P)(text(winst bij 1 spel)) = ` `text(P)(Z>12) = text(P)(Z ge 15) = 2/36 + 1/36 + 2/36 + 2/36 + 2/36 + 1/36 + 2/36 + 1/36 = 13/36` .

Ja. De verwachtingswaarde is € 12,25, dus € 12,00 per spel inzetten, levert gemiddeld (als je heel vaak speelt) winst op.

De winstkans bij één spel is `13/36` .

Opgave 12

Maak eerst een kansverdeling van `Y` , de uit te betalen hoeveelheid euro's, en bereken daarmee de verwachtingswaarde van dat aantal euro's:

`y` `0` `1` `2` `4` `8` `16` `32`
`text(P)(Y=y)` `0,015625` `0,5` `0,25` `0,125` `0,0625` `0,03125` `0,015625`

Bijvoorbeeld: `text(P)(Y=0)= (1/2)^6 = 1/64 = 0,015625` .

De verwachtingswaarde van `Y` is:

`0 * 0,015625 + 1 * 0,5 + 2 * 0,25 + 4 * 0,125 + 8 * 0,0625 + 16 * 0,03125 + 32 * 0,015625 = 3` euro.

Om quitte te spelen (op de lange duur) moet het casino € 3,00 vragen; om gemiddeld € 0,50 winst te krijgen moet het casino daarom € 3,50 vragen.

Opgave 13Wimbledon
Wimbledon
a

Kansverdeling:

`text(P)(S=3) = 2 * (1/2)^3 = 1/4` .

`text(P)(S=4) = 6 * (1/2)^4 = 3/8` .

`text(P)(S=5) = 12 * (1/2)^5 = 3/8` . Of `6*(1/2)^4=3/8`

Verwachte aantal sets: `3 * 1/4 + 4 * 3/8 + 5 * 3/8 = 4 1/8` .

b

`100 * 4 1/8 = 412,5` sets.

Dus `412` of `413` sets.

c

Bekijk de tabel.

`s` `3` `4` `5`
`text(P)(S=s)` `44/90` `22/90` `24/90`

Verwachtingswaarde is `3 * 44/90 + 4 * 22/90 + 5 * 24/90 = 340/90 = 3 7/9` sets.

d

`text(P)(S=3) = 2 * 0,5 * 0,7^2 = 0,49` .

`text(P)(S=4) = 2 * 0,5 *0,3^2 * 0,7 + 4 * 0,5 * 0,3 * 0,7^2 = 0,273` .

`text(P)(S=5) = 2 * 0,5 * 0,3 * 0,7^3 + 4 * 0,5 * 0,3^2 * 0,7^2 + 4 * 0,5 * 0,3^3 * 0,7 + 2 * 0,5 * 0,3^4 = 0,237` .

e

Verwachtingswaarde: `3 * 0,49 + 4 * 0,273 + 5 * 0,237 = 3,747` .

Opgave 14Vogelsoorten
Vogelsoorten
a

`0,4^3=0,064` dus `6,4` %.

b

Categorie I: `6,4` %;

Categorie II: `text(P)(text(één keer opgemerkt)) = 3 * 0,4 * 0,4 * 0,6 = 0,288 = 28,8` %;

Categorie III: `text(P)(text(twee keer opgemerkt)) = 3 * 0,4 * 0,6 * 0,6 = 0,432 = 43,2` %;

Categorie IV: `text(P)(text(drie keer opgemerkt)) = 0,6^3 = 0,216 = 21,6` %.

Categorie III komt het meeste voor.

c

Per ronde wordt `60` % opgemerkt: er zijn dus ongeveer `450/(0,6) = 750` vogels in totaal.

Derde ronde voor het eerst opgemerkt en dus in de eerste en tweede ronde niet, dat overkomt dan ongeveer `0,4 * 0,4 * 0,6 * 750 = 72` vogels.

(bron: examen wiskunde A in 1990, eerste tijdvak)

Opgave 15
a

Zie tabel.

`k` `0` `1` `2` `3` `4`
`text(P)(K=k)` `0,0625` `0,25` `0,375` `0,25` `0,0625`
b

`2`

c

`50` keer

Opgave 16
a

`text(P)(Z=0 )=1/35 ~~ 0,029` ; `text(P)(Z=1 )=12/35 ~~ 0,343` ; `text(P)(Z=2 )=18/35 ~~ 0,514` en `text(P)(Z=3 )=4/35 ~~ 0,114` .

b

`22/35`

c

`1 5/7` vrouwen.

verder | terug