Kansrekening > Toevalsvariabelen
12345Toevalsvariabelen

Theorie

Als een bepaalde variabele `X` van het toeval afhangt, noem je `X` een toevalsvariabele. Bij elke waarde die `X` kan aannemen, kun je de bijbehorende kans berekenen (vanuit een kansboom).
Zet je al die kansen op een rij, bijvoorbeeld in een tabel, dan is dat een kansverdeling van `X` .

Noem je bij het werpen met twee dobbelstenen het aantal zessen `X` , dan is `X` een voorbeeld van zo'n toevalsvariabele. De bijbehorende kansverdeling haal je uit de kansboom.

`x` `0` `1` `2`
`text(Ρ) (X=x)` `25/36` `10/36` `1/36`

Ga na dat de som van alle kansen in zo'n kansverdeling `1` is.

Gemiddeld komt er per worp met twee dobbelstenen
`0 *25/36+1 *10/36+2 *1/36=12/36=1/3` keer een zes voor.
Dat heet de verwachtingswaarde van het aantal zessen bij het werpen met twee dobbelstenen: bij gemiddeld één op elke drie worpen (met twee dobbelstenen) komt een zes voor. Als je de dobbelsteen maar vaak genoeg werpt.

verder | terug