Statistiek > Verzamelen en ordenen
123456Verzamelen en ordenen

Voorbeeld 2

In dit leeftijdsdiagram van een IT-bedrijf in 2015 zie je hoeveel mensen per leeftijdscategorie de voorkeur aan Blu-ray geven en hoeveel aan dvd.

De klasse `20 -24` bijvoorbeeld bevat werknemers die een leeftijd hebben vanaf `20` tot `25` jaar.

Kun je met de gegevens in dit diagram een nieuw leeftijdsdiagram maken met klassen van `20 - 27` , `28 - 35` , `36 - 43` , enzovoort? En met klassen van `20 - 29` , `30 - 39` , enzovoort? Licht je antwoord toe.

> antwoord

Omdat in de klasse `20 - 27` de klasse `20 - 24` geheel en de klasse `25 - 29` voor een deel zit, kun je uit dit diagram niet opmaken hoeveel werknemers uit de klasse `25 - 29` bij de klasse `20 - 27` moeten komen. Je kent de onderverdeling van de klassen namelijk niet. Je weet alleen het totale aantal werknemers in de gegeven klassen. Voor de klassen `20 - 29` , `30 - 39` , is dat anders omdat je nu het aantal werknemers uit twee gegeven klassen bij elkaar op kunt tellen. Met de klassenindeling `20 - 29` , `30 - 39` ... `50 - 59` zou je dus wel een nieuw diagram kunnen tekenen.

Opgave 5

Bekijk Voorbeeld 2. Je ziet een leeftijdsdiagram van een IT-bedrijf in 2015, hierin wordt de voorkeur voor Blu-ray of dvd aangegeven.

a

Welke klassengrenzen heeft de klasse `35 - 39` ?

b

Als je het aantal klassen van `9` in `3` verandert, hoe groot is dan de hoogste frequentie bij Blu-ray?

c

Waarom is het verhogen van het aantal klassen nu niet mogelijk zonder extra informatie?

Opgave 6

Welke van de volgende beweringen zijn juist?

In een relatieve frequentietabel of relatieve somfrequentietabel staan altijd percentages.

De totale relatieve somfrequentie is in theorie altijd `100` %.

De totale relatieve somfrequentie is in de praktijk altijd `100` %.

De relatieve frequentie is overal `100` %.

Als er waarnemingen in de laatste klasse vallen, zijn de relatieve somfrequenties lager dan `100` %, behalve bij de laatste klasse.

verder | terug