Discrete kansmodellen > Stochasten
123456Stochasten

Voorbeeld 3

Stochast `X` stelt het aantal ogen voor op het vlak dat boven komt na het werpen met twee dobbelstenen. Stel een kansverdeling voor `X` op en bepaal de verwachtingswaarde en de standaardafwijking van `X` .

> antwoord

De kansverdeling van `X` maak je vanuit het overzicht van alle `36`  mogelijkheden.

`x`

`2`

`3`

`4`

`5`

`6`

`7`

`8`

`9`

`10`

`11`

`12`

`text(P)(X=x)`

`1/36`

`2/36`

`3/36`

`4/36`

`5/36`

`6/36`

`5/36`

`4/36`

`3/36`

`2/36`

`1/36`

Deze kansverdeling voer je op de grafische rekenmachine in, net als een frequentietabel.

Je vindt: `text(E)(X)=7` en `σ(X)≈2,42` . Ga dat na.

Opgave 5

Bekijk de kansverdeling in Voorbeeld 3.

a

Licht de kansen in deze kansverdeling toe.

b

Controleer de berekende verwachtingswaarde en standaardafwijking. Rond zo nodig af op twee decimalen.

c

Vergelijk de resultaten met die bij het werpen van één dobbelsteen. Wat valt je op?

Opgave 6

Stel je voor dat je met drie dobbelstenen gooit. Let nu niet op het totaal aantal ogen dat boven komt, maar op het aantal zessen `A` .

a

Stel een bijbehorende kansverdeling op.

b

Welke verwachtingswaarde en welke standaardafwijking heeft `A` ? Rond af op twee decimalen nauwkeurig.

verder | terug