Verschillen en verbanden > Binomiale toetsen
123456Binomiale toetsen

Verkennen

Opgave V1

In 2016 was in de Nederlandse gemeente A `60` % van de geboren kinderen een meisje. Je vraagt je af of de kans op een meisje in Nederland soms meer dan `50` % is geworden. Je neemt in 2017 een steekproef van `650` in dat jaar geborenen door heel Nederland en vraagt of het een jongen dan wel een meisje betreft.

a

Wat is de nulhypothese en wat de alternatieve hypothese in dit geval?

b

Stel je voor dat er in je steekproef `348` meisjes voorkomen. Hoe groot is nu de kans dat de nulhypothese ten onrechte wordt verworpen?

c

Stel je eens voor dat je de kans dat de nulhypothese ten onrechte wordt verworpen maximaal `1` % wilt hebben. Wat wordt dan het kritieke gebied van de toets?

verder | terug