Verschillen en verbanden > Binomiale toetsen
123456Binomiale toetsen

Testen

Opgave 16

Op het instituut voor toegepast psychologisch onderzoek onderzoekt men helderziendheid. Mensen die beweren helderziend te zijn, worden uitgenodigd voor het volgende experiment. De helderziende wordt opgesloten in een kamer. Hij krijgt een serie van drie zeer verschillende plaatjes. Op hetzelfde ogenblik ontvangt een ander persoon in dezelfde ruimte dezelfde drie plaatjes. Deze persoon krijgt de opdracht om zich vijf minuten lang op één van de drie plaatjes te concentreren. Na die vijf minuten moet de helderziende dan aangeven op welk plaatje de ander zich geconcentreerd heeft. De twee deelnemers kunnen elkaar niet zien. Ze hebben een koptelefoon op waardoor ze steeds een nieuwe opdracht krijgen. Dit proces wordt in totaal `40` keer herhaald met steeds nieuwe series plaatjes. De nulhypothese die men wil toetsen luidt: de helderziende is niet helderziend. Dat kan men toetsen met behulp van het aantal keren dat de helderziende hetzelfde plaatje aangeeft als de ander. Als de nulhypothese waar is dan is het aantal keren "hetzelfde plaatje" binomiaal verdeeld.

a

Welke parameters heeft deze binomiale verdeling?

b

Helderziende `X` geeft `17` keer het juiste plaatje aan. Bereken de kans dat dit gebeurt als de nulhypothese juist is.

c

Bereken de kans dat de nulhypothese ten onrechte verworpen wordt als er afgesproken wordt dat er sprake is van helderziendheid bij meer dan `20` juiste plaatjes.

d

Er wordt afgesproken dat het significantieniveau `0,05` is. Wordt helderziende `Y` helderziend verklaard als hij `18` plaatjes goed heeft?

Opgave 17

Een kweker wil onderzoeken of zijn kruisingsmethode als resultaat heeft dat `25` % van de bessenstruiken gevoelig is voor meeldauw. Hij constateert dat van de `100`  bessenstruiken er `33` last hebben van meeldauw.
Mag hij nu met een significantieniveau van `5` % aannemen dat toch maar `25` % gevoelig is voor meeldauw?

verder | terug