In een melkfabriek worden flessen machinaal gevuld. De gedoseerde hoeveelheid per
fles is normaal verdeeld. Bij juiste instelling is de verwachte hoeveelheid
`250`
g per fles. Een kwaliteitsinspecteur neemt een steekproef van
`9`
flessen en vindt voor het gemiddelde
`252`
g. De standaardafwijking is
`2`
g.
Toets, met significantieniveau
`α=0,05`
,
`text(H)_0: μ=250`
g tegen
`text(H)_1: μ≠250`
g.
Een partij kobaltchloride wordt bij levering door de ontvanger gekeurd op het gehalte kobalt. Volgens de leverancier is het gehalte `16,4` %. Hieronder zie je de resultaten van de metingen.
`16,2` | `15,8` | `16,1` | `15,8` | `15,9` |
`15,9` | `16,2` | `16,1` | `16,2` | `16,0` |
`15,8` | `15,9` | `16,1` | `15,8` | `16,0` |
`16,0` | `16,0` | `15,9` | `16,2` | `16,2` |
`16,0` | `16,1` | `16,0` | `15,9` | `16,3` |
Toets met behulp van deze resultaten of de leverancier gelijk heeft. Je mag aannemen dat het gehalte kobalt normaal verdeeld is. Neem als significantieniveau `0,02` .