Verschillen en verbanden > Normale toetsen
123456Normale toetsen

Voorbeeld 1

Volgens de fabrikant is het gewicht `G` (in gram) van zijn pakken suiker normaal verdeeld met `mu(G)=1002` en `sigma(G)=3` .

Omdat de consumentenorganisatie veel klachten heeft gekregen dat de pakken suiker van deze fabrikant te weinig suiker bevatten, wordt er door hen getwijfeld aan dit gemiddelde. De consumentenorganisatie stelt dat `mu(G) lt 1002` .
In een steekproef van `10` is het gemiddelde `999` gram. Is dit bij een significantieniveau van `1` % voldoende reden om aan te nemen dat de fabrikant ongelijk heeft?

> antwoord

`G` is het gewicht van pakken suiker in gram.

  • `text(H)_0: mu(G)=1002`

  • `text(H)_1: mu(G) le 1002`

  • `bar(G)=999` en `sigma(bar(G))=3/(sqrt(10)) ~~ 0,95`

`text(P)(bar(G) lt 999| mu = 1002 text( en ) sigma = 3/sqrt(10)) ~~ 0,0008 < 0,01`

Het in de steekproef gevonden gemiddelde geeft inderdaad aanleiding om de bewering van de fabrikant in twijfel te trekken bij een significantieniveau van `1` %.

Je kunt dit ook bepalen door eerst het kritieke gebied te berekenen.

`text(P)(bar(G) le g | mu=1002 text( en ) sigma =3/sqrt(10))=0,01`

Dit geeft `g ~~ 999,79` .
Het kritieke gebied is `bar(G) < 999,79` en `999` valt binnen het kritieke gebied.

Opgave 5

Je ziet in Voorbeeld 1 hoe de consumentenorganisatie met een steekproef van `10` pakken het gewicht van kilopakken suiker controleert.

a

Reken na dat `text(P)(bar(G) lt 999| mu = 1002 text( en ) sigma = 3/sqrt(10)) ~~ 0,0008` .

b

Reken na dat `g~~999,79` .

c

Voer de toets nog eens uit, maar nu met een betrouwbaarheid van `99,5` %. Is er nog steeds sprake van een significante afwijking?

d

In plaats van een steekproef van `10`  pakken wordt een steekproef van `50`  pakken suiker genomen. Bij welke gewichten krijgt de consumentenorganisatie nu met `99` % betrouwbaarheid gelijk?

Opgave 6

In een fabriek heeft men het vermoeden dat het koolstofgehalte van een bepaalde staalsoort groter is dan `0,200` %. Uit een steekproef van `80` metingen wordt een gemiddelde gevonden van `0,213` %. De standaardafwijking van het koolstofgehalte is bekend en bedraagt `α=0,041` %.

a

Formuleer een geschikte nulhypothese en een alternatieve hypothese.

b

Toets de hypothese met een onbetrouwbaarheidsdrempel van `0,01` . Wat is je conclusie?

verder | terug