Verschillen en verbanden > Verbanden
123456Verbanden

Voorbeeld 3

Bekijk het spreidingsdiagram. Daarin zijn de resultaten weergegeven van een onderzoek in dertig landen. Het bnp en de ug zijn gemiddelden per inwoner.

Je kunt door deze punten een trendlijn tekenen. De bijbehorende correlatiecoëfficiënt is een maat voor de sterkte van het verband. Is de lijn dalend, dan is de correlatiecoëfficiënt negatief en is ook de richtingscoëfficiënt van de trendlijn negatief.

Je kunt ook een trendlijn door deze gegevens tekenen. In de praktijk heb je de gegevens vaak in een database beschikbaar. De trendlijn bereken en teken je dan met de computer. Hier doen we het zonder gebruik te maken van de computer. Voor het berekenen van een trendlijn met de computer, zie het Practicum .

Welke vergelijking past bij deze trendlijn?

> antwoord

Je zoekt twee punten. Deze punten moeten niet te dicht bij elkaar liggen, bijvoorbeeld TUR en NLD: `(13; 0,5)` en `(39; 3,9)` .

De vergelijking van de trendlijn is ug `= 0,131*` bnp ` - 1,20` .

Opgave 9

Gebruik de gegevens uit Voorbeeld 3.

a

Waarom moet je de punten niet te dicht bij elkaar kiezen om de vergelijking van een trendlijn op te stellen?

b

Stel zelf de vergelijking van de trendlijn op.

Opgave 10

Een basisschool heeft een leestest en schrijftest Nederlands afgenomen bij de leerlingen in groep acht. De resultaten zijn verwerkt in een puntenwolk.

Er lijkt een verband te zijn tussen de schrijfscore `S` en de leesscore  `L` .

a

Stel een formule op voor het lineaire verband tussen `S` en `L` .

b

Geef met behulp van de formule uit a een schatting van de schrijfscore bij een leesscore van `80` %.

c

Geef met behulp van de formule uit a een schatting van de leesscore bij een schrijfscore van `10` %.

verder | terug