Oppervlakte en inhoud > Oppervlakte van vlakke figuren
12345Oppervlakte van vlakke figuren

Voorbeeld 2

Bereken de oppervlakte van deze regelmatige tienhoek `ABCDEFGHIJ` met zijden die een lengte hebben van  `2` .

> antwoord

Van een regelmatige tienhoek zijn alle zijden en hoeken gelijk. Zo'n tienhoek past precies in een cirkel waarvan het middelpunt `M` in het midden van de tienhoek ligt. De tienhoek bestaat daarom uit tien congruente gelijkbenige driehoeken met tophoeken van `(360°)/10 =36^@` .

Eén van die driehoeken is bijvoorbeeld `∆ABM` .
De hoogte `h` van die driehoek kun je berekenen: `tan(18^@)=1/h` en dus `h=1/ (tan(18^@))` .
De oppervlakte van `DeltaABM` is `1/2*2 *1/ (tan(18^@)) =1/ (tan(18^@))` .

De oppervlakte van de tienhoek is daarom `10/ (tan(18^@)) ≈30,8` .

Opgave 7

In Voorbeeld 2 wordt de oppervlakte van een regelmatige tienhoek berekend.

a

Bereken de oppervlakte van een regelmatige zeshoek met zijden van `5` cm. Geef je antwoord in cm2 in twee decimalen nauwkeurig.

b

Bereken de oppervlakte van een regelmatige vijfhoek met zijden van `5` cm. Geef je antwoord in cm2 in twee decimalen nauwkeurig.

Opgave 8

In Voorbeeld 2 wordt de oppervlakte van een regelmatige tienhoek berekend.

a

Bereken in twee decimalen nauwkeurig de oppervlakte van een regelmatige twintighoek die precies past binnen een cirkel met een diameter van `10` .

b

Hoeveel is de oppervlakte van het gebied binnen de cirkel, maar buiten de regelmatige twintighoek bedoeld bij a?

verder | terug