Van de kubus
`OABC.DEFG`
is
`M`
het midden van
`AE`
en
`N`
het midden van
`AB`
.
Bepaal de onderlinge ligging van de lijnen:
`DF` en `MB`
`MC` en `DN`
`BG` en `DN`
Voor de onderlinge ligging van `DF` en `MB` kun je zo redeneren:
`DF` en `MB` zijn niet evenwijdig, vergelijk eventueel hun richtingsvectoren.
`MB` en punt `F` liggen in het voorvlak.
Punt `D` ligt niet in het voorvlak.
`DF` en `MB` liggen dus niet in één vlak en kunnen elkaar daarom niet snijden.
`DF` en `MB` zijn kruisende lijnen.
Voor de onderlinge ligging van `CM` en `DN` kun je zo redeneren:
`CM` en `DN` zijn niet evenwijdig, vergelijk eventueel hun richtingsvectoren.
`CM` en punt `H` liggen in het vlak `HMC` .
Ligt punt `N` ook in dat vlak?
`MN` en `CD` zijn evenwijdig (richtingsvectoren) en vormen dus vlak `MNCH` .
`CM` en `DN` liggen in vlak `MNCH` en zijn dus evenwijdig.
Voor de onderlinge ligging van `BG` en `DN` kun je zo redeneren:
Beide lijnen liggen in vlak `ABGD` .
De lijnen zijn niet evenwijdig, dus snijden ze elkaar.
In
Welke `y` -coördinaat heeft het snijpunt?
Bekijk een bovenaanzicht (met de applet of teken het zelf) en bepaal zo de `x` -coördinaat van het snijpunt.
Bekijk het vooraanzicht en bepaal zo de `z` -coördinaat van het snijpunt.
In
Beredeneer de onderlinge ligging van de lijnen:
`EF` en `OD`
`PR` en `QG`
`PR` en `CM`
`QR` en `CM`
`PR` en `BG`
`PQ` en `AB`
Het prisma `ABC.DEF` is gegeven door `A(0, text(-)3, 0)` , `B(4, 0, 0)` , `C(0, 3, 0)` en `D(0, text(-)3, 4)` . Verder is `M` het midden van `AB` en `N` het midden van `BC` .
Beredeneer dat de zijvlaksdiagonalen `AE` en `BF` elkaar kruisen.
Beredeneer dat de lijnen `DM` en `FN` elkaar snijden. Welke coördinaten heeft hun snijpunt `S` ?
Welke hoek maken de lijnen `DM` en `FN` met elkaar?