Meetkundige berekeningen > Hoeken en afstanden
123456Hoeken en afstanden

Verwerken

Opgave 12

Welke beweringen zijn waar?

De afstand tussen twee kruisende lijnen is altijd `0` .

De afstand tussen twee evenwijdige vlakken `V` en `W` is de lengte van het loodlijnstuk vanuit `P` op vlak `V` tot vlak `W` .

De hoek tussen twee lijnen kun je bepalen door de hoek tussen hun richtingsvectoren te berekenen.

De hoek tussen twee vlakken kun je niet bepalen.

Opgave 13

Gegeven is balk `OABC.DEFG` in een cartesisch assenstelsel door `A(4,0,0)` , `B(4,4,0)` , `C(0,4,0)` en `D(0,0,6)` .

a

Hoe groot is de afstand tussen de lijnen `AB` en `CG` ?

b

Bereken exact afstand tussen de lijnen `AG` en `EF` .

c

Bereken de hoek tussen de lijnen `AG` en `EF` .

d

Bereken de hoek tussen de vlakken `OABC` en `ABGD` .

Opgave 14

Gegeven is een kubus `ABCD.EFGH` in een cartesisch assenstelsel door `A(4, text(-)4, 0)` , `B(4, 4, 0)` , `C(text(-)4, 4, 0)` , `D(text(-)4, text(-)4, 0)` en `E(4, text(-)4, 8)` . Punt `M` ligt op `AE` zo, dat `|AM| = 2` . Punt `N` is het midden van `FG` .

a

Bereken exact de afstand van punt `M` tot punt `N` .

b

Hoe groot is de afstand van punt `N` tot lijn `EH` ?

c

Bereken exact de afstand van punt `N` tot lijn `HD` .

d

Bereken exact de afstand van punt `N` tot vlak `ACGE` .

e

Bereken in één decimaal nauwkeurig de afstand van lijn `MN` tot lijn `DC` .

f

Bereken in één decimaal nauwkeurig de afstand van lijn `MN` tot lijn `BF` .

Opgave 15

Gegeven is een kubus `ABCD.EFGH` in een cartesisch assenstelsel door `A(4, text(-)4, 0)` , `B(4, 4, 0)` , `C(text(-)4, 4, 0)` , `D(text(-)4, text(-)4, 0)` en `E(4, text(-)4, 8)` . Punt `S` is het snijpunt van de lijnen `EG` en `FH` . Punt `T` is het snijpunt van de lijnen `AG` en `EC` .

a

Bereken de hoek tussen de lijnen `AF` en `AS` .

b

Bereken de hoek tussen de kruisende lijnen `BC` en `AS` .

c

Hoe groot is de hoek die lijn `TS` met vlak `ABCD` maakt?

d

Bereken de hoek die lijn `AS` met vlak `ABCD` maakt.

e

Bereken de hoek die lichaamsdiagonaal `EC` met diagonaalvlak `DBFH` maakt.

f

Bereken in graden nauwkeurig de hoek tussen de vlakken `BCS` en `ADHE` .

Opgave 16

Gegeven is een prisma `ABC.DEF` in een cartesisch assenstelsel door `A(6, 0, 0)` , `B(0, 4, 0)` , `C(0, text(-)4, 0)` , `D(6, 0, 8)` , `E(0, 4, 8)` en `F(0, text(-)4, 8)` . Punt `Q` is het midden van `AD` .

a

Hoeveel bedraagt de afstand van lijn `AD` tot vlak `CBEF` ?

b

Bereken exact de afstand tussen de kruisende lijnen `BQ` en `CF` .

c

Hoe groot is de hoek die `BQ` met `CF` maakt?

d

Bereken de hoek die lijn `BQ` met vlak `CBEF` maakt.

e

`P` ligt op lijnstuk `EF` . De hoek die lijn `PQ` met het vlak `ABC` maakt kan variëren. Tussen welke waarden?

f

Bereken de hoek tussen de vlakken `QEF` en `ABC` .

Opgave 17

Een afgeknotte balk `OABC.DEFG` is in een cartesisch assenstelsel gegeven door `A(8, 0, 0)` , `B(8, 8, 0)` , `C(0, 8, 0)` , `E(8, 0, 10)` , `F(8, 8, 4)` en `G(0, 8, 6)` .

a

Bepaal de coördinaten van punt `D` .

b

Geef de afmetingen en hoeken van het bovenvlak.

c

Bereken de afstand van punt `A` tot lijn `DG` in één decimaal nauwkeurig.

d

Bereken de afstand tussen de lijnen `EF` en `OA` .

e

Bereken in één decimaal nauwkeurig de hoek tussen vlak `DEFG` en het grondvlak `OABC` .

verder | terug