Grafieken > Verloop van een grafiek
1234567Verloop van een grafiek

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De temperatuur in graden Celsius in de loop van een dag (24 uur).

b

Omdat de temperatuur afhangt van de tijd.

c

De tijd in uren.

d

De grafiek loopt naar beneden (daalt) als de tijd toeneemt.

e

De grafiek daalt 's nachts. Vanaf het begin van de ochtend (ongeveer 5:00 uur) gaat de temperatuur omhoog tot een maximum temperatuur halverwege de middag (ongeveer 16:00 uur). Vanaf dat moment daalt de temperatuur weer.

Opgave 1
a

Tussen de temperatuur in °C en de tijd in uren.

b

Als de temperatuur stijgt, stijgt de grafiek ook.

c

's Nachts daalt de temperatuur: de grafiek begint om 0:00 uur ('s nachts) en daalt vervolgens. Vanaf 's morgens begint de temperatuur te stijgen: je ziet dat de grafiek na een poosje omhoog gaat (stijgt), dus dan stijgt de temperatuur.

Dat gaat door tot ongeveer het einde van de middag: je ziet dat de grafiek op een gegeven moment niet verder omhoog gaat (niet verder stijgt), maar constant blijft.

De temperatuur blijft dan redelijk constant: de grafiek blijft ongeveer op dezelfde hoogte (constant).

Vanaf het begin van de avond daalt de temperatuur snel: je ziet dat rond het begin van de avond (tussen 16:00 uur en 24:00 uur in) de grafiek snel naar beneden gaat (daalt).

Opgave 2
a

Aantal vaten per dag in duizendtallen tegen de tijd (het jaartal).

b

Vanaf 1996 neemt het aantal vaten dat er dagelijks uit wordt gehaald af.

c

Er zijn een aantal mogelijkheden: er wordt een extra pomp aangebracht, of er wordt een nieuwe pomptechniek bedacht, of iets dergelijks.

Opgave 3
a

De prijs van `1` kg(?) zilver tegen de tijd (het jaartal).

b

Vanaf 1999 tot 2001.

c

Van 2005 tot 2006. Of dat in het jaar 2005 of in het jaar 2006 is of in een periode die over een deel van beide jaren loopt, is niet duidelijk.

Opgave 4
a

Tussen de waterhoogte (cm) in de stortbak en de tijd (min).

b

Dat betekent dat de waterhoogte gelijk blijft, dus dat er geen water aan de stortbak wordt toegevoegd en er ook geen water wegstroomt.

c

Het kost meer tijd om hem te vullen. Je ziet dat de grafiek minder snel stijgt, dan dat hij daalt.

d

De lengte van het constante gedeelte wordt langer als er lang niemand doorspoelt. De tijd om te vullen en de tijd die het duurt om de stortbak leeg te laten lopen, blijft gelijk. Het stijgende en het dalende gedeelte van de grafiek blijven gelijk, maar het constante deel kan langer of korter zijn.

Opgave 5
a

Op de horizontale as staat de tijd, op de verticale as de waterhoogte in centimeters.

b

De grafiek daalt als de lijn naar beneden gaat, blijft constant als de lijn op dezelfde hoogte (horizontaal) blijft en stijgt als de lijn omhoog gaat.

c

Er zijn momenten dat de grafiek stijgt. Op die momenten neemt de hoeveelheid water in de regenton toe, dus regent het waarschijnlijk (of iemand gooit water in de regenton, maar dat is niet waarschijnlijk).

d

Dan blijft de waterstand in de regenton gelijk. Er komt dus geen water bij en er gaat ook geen water uit de ton.

e

Er zijn zes momenten waarop de grafiek daalt. Op die momenten verdwijnt er water uit de regenton, dus dan wordt er water uit de regenton gehaald.

Opgave 6
a

Het aantal griepgevallen per 100.000 mensen.

b

In de tweede helft van december 2008. Dan stijgt het aantal griepgevallen sterk, terwijl het vanaf eind december weer gaat afnemen.

c

In Nederland begint de griep al wat eerder uit te breken, maar in beide landen is het hoogtepunt van de griepepidemie op hetzelfde moment. Alleen is heerst de griep in Nederland heviger.

d

De grafiek van Nederland wordt naar beneden doorgetrokken met een stippellijn, die van België juist naar boven.

e

Het is niet onmogelijk, want in Nederland begint de griep al half december op te komen en lopen er dus veel mensen rond die al wel de ziekte hebben, maar nog geen verschijnselen laten zien. Als er veel van die mensen naar Portugal gingen met de Kerstvakantie kan de tweede uitbraak in Portugal er het gevolg van zijn.

Opgave 7
a

De tijd, het jaartal om precies te zijn.

b

De prijs (in dollar) van `1` euro.

c

Vanaf begin 2003 betaal je voor een euro meer dan `1` dollar.

d

In de jaren 2000, 2001, 2002.

e

Omdat er gemiddeld sprake is van een stijgende grafiek.

Opgave 8
a

De tijd in minuten die hij onderweg is op de horizontale as en de afstand in kilometer tot zijn huis op de verticale as.

b

Zie de grafiek hieronder.

c

Het deel waar de grafiek het steilst stijgt, zie figuur.

d

Dan staat de auto stil, voor een stoplicht bijvoorbeeld.

e

Op zeker moment ging hij terug naar huis. Dat is op het punt dat de grafiek gaat dalen.

Opgave 9
a

Op de horizontale as de tijd (jaartallen). Op de verticale as het aantal werklozen.

b

Dat het aantal werklozen toeneemt.

c

Dat het aantal werklozen constant blijft.

Opgave 10

Zie de figuur.

Opgave 11
a

Waarschijnlijk `2` , want Luc heeft `2` keer voor het einde van de wedstrijd een zeer goed humeur.

b

De strafschop tegen gebeurt op het moment dat de scherpe daling van Luc's humeur begint. Als NAC scoort is zijn humeur op het dieptepunt.

c

2 - 1 voor Roda JC, gezien Luc's goede humeur aan het eind.

d

Peter's humeur zal ongeveer het tegenovergestelde van dat van Luc zijn.

Opgave 12
a

De leeftijd van Kees in jaren.

b

De lengte van Kees in cm.

c

Het steilste deel van de grafiek zit rond zijn 13e jaar.

d

De grafiek gaat daar steiler omhoog dan in het begin.

Opgave 13
a

De gemiddelde lengte van een man in cm (linker verticale as) en de gemiddelde lengte van een vrouw in cm (linker verticale as) tegen het jaartal.

b

De mannen nemen tot 1999 sneller in lengte toe dan de vrouwen, later blijft de groei van mannen stijgen. Maar de lengte van de vrouwen lijkt iets te gaan afnemen.

c

De verticale as begint eigenlijk bij 150 cm in plaats van bij 0 cm.

Opgave 14

Zie grafiek.

Opgave 15
a

Dan kun je iemand's lengtegroei vergelijken met de gemiddelde lengtegroei van grote groepen kinderen in Nederland.

b

In de leeftijd van 13 en 14 jaar.

c

De grafiek gaat horizontaal lopen aan het eind. Ongeveer vanaf 19 a 20 jaar.

Opgave 16
a

Tussen de hoogte (meter) en de tijd (uur).

b

Dan blijft de wandelaar op dezelfde hoogte. Dat kan omdat ze op een bankje rust, maar ook omdat de weg op dezelfde hoogte blijft.

c

Aan het begin zie je een hele snelle stijging en aan het einde precies dezelfde snelle daling.

d

Eerst loopt ze (vlak) naar de kabelbaan. Daarmee gaat ze snel een stuk omhoog. Daarna loopt ze een gedeelte vlak (constant), vervolgens klimt ze een stuk, loopt weer een gedeelte vlak, dan daalt ze een stukje en loopt ze een heel klein stukje vlak voordat ze verder daalt. Daarna is er een hoge berg die ze beklimt. Deze daalt ze meteen weer af en vervolgens is de wandeling vrijwel vlak, totdat ze weer bij de kabelbaan is waarmee ze naar beneden gaat.

Opgave 17

Zie figuur.

verder | terug