Grafieken > Som/verschilgrafiek
1234567Som/verschilgrafiek

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Door per jaar (leeftijd, horizontale lijn) beenlengte, romplengte en hoofdlengte op te tellen.

b

Omdat je drie deellengten kunt optellen tot een totale lengte. De som is het resultaat van een optelling.

c

Zie de grafiek. Je kunt op meerdere manieren te werk gaan. Eén manier is om een tabel te maken met de leeftijd, beenlengte en romplengte en dan een nieuwe rij te maken met de beenlengte + de romplengte. Vervolgens teken je bij deze tabel de grafiek:

d

De grafiek van de hoofdlengte.

Opgave 1
a

Het aantal huurwoningen plus het aantal koopwoningen is (ongeveer) het totaal aantal woningen.

b

Je maakt eerst een tabel met het aantal huurwoningen en het aantal koopwoningen per jaar. Je telt dan deze waarden in de tabel bij elkaar bij de grootheid totaal aantal woningen.

c

Het verschil tussen het aantal huurwoningen en het aantal koopwoningen. Het handigst is "aantal huurwoningen" min "aantal koopwoningen" omdat er meer huurwoningen zijn. Maar heel zinnig is deze verschilgrafiek niet.

Opgave 2
a

Ja, namelijk over het aantal personen in Nederland in relatie tot de tijd (jaartal).

b

Met de somgrafiek krijg je het totaal aantal inwoners van Nederland.

c

Zie tabel en grafiek.

tijd (jaartal) 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010

aantal mannen (mln)

aantal vrouwen (mln)

5,0

5,0

5,7

5,7

6,5

6,5

7,0

7,1

7,4

7,5

7,8

8,0

8,2

8,4

totale bevolking (mln) 10,0 11,4 13,0 14,1 14,9 15,8 16,6
Opgave 3
a

Dat is het totaal aantal mensen dat er in Nederland jaarlijks bijkomt.

b

"Overledenen + emigratie" , dat is het aantal mensen dat in Nederland jaarlijks van de totale bevolking af gaat.

c

Omdat de som van geboorte en sterfte niets zegt over wat er met het aantal inwoners van Nederland gebeurt.

Opgave 4
a

Die grafiek geeft in dit geval het vrouwenoverschot in Nederland weer.

b

Zie de tabel. Lees voor elk jaar het aantal vrouwen en het aantal mannen af. Maak vervolgens een rij waarbij je het aantal mannen van het aantal vrouwen aftrekt. Maak hierbij een grafiek. Let goed op de indeling van de assen en vergeet de bijschriften niet.

tijd (jaar) 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010

aantal vrouwen (mln)

aantal mannen (mln)

5,0

5,0

5,7

5,7

6,5

6,5

7,1

7,0

7,5

7,4

8,0

7,8

8,4

8,2

vrouwenoverschot (mln) 0 0 0 0,1 0,1 0,2 0,2
c

Dat er weinig tot geen verschil is tussen het aantal mannen en het aantal vrouwen in Nederland.

Opgave 5
a

Dat is het aantal mensen dat er jaarlijks in NL bijkomt door mensen die van buiten NL komen verminderd met het aantal mensen dat uit NL vertrekt.

b

"overledenen `-` levendgeborenen" , dat is het aantal mensen dat er jaarlijks in NL bijkomt door geboorte en sterfte.

c

Omdat dit niets zegt over wat er met het aantal inwoners van NL gebeurt. Eerder zou je misschien iets hebben aan een grafiek van "levendgeborenen + immigratie" .

d

"levendgeborenen + immigratie - overledenen - emigratie" geeft het aantal inwoners aan dat er jaarlijks in NL bijkomt of afgaat.

Opgave 6
a

Maak eerst een tabel. Zie figuur.

b

Maak weer eerst een tabel. Zie figuur bij a.

Opgave 7
a

In 2011.

b

Denk aan de bijschriften bij de assen en zet bij de grafieken om welke grafiek het gaat.

c

Zie de grafiek bij b. De somgrafiek geeft het totaal aantal ongelukken weer in de gemeente A.

d

Zoek in de somgrafiek het hoogste punt. Dat is in 2012.

Opgave 8
a

De doorkomsttijd van Johan krijg je door de somgrafiek te maken van de tijd van Martijn plus de voorsprong. Neem de tabel over en voeg een extra regel voor de tijd van Johan toe.

b

Als Martijn finisht na `45` minuten zit Johan ongeveer op `7,3`  km. Johan loopt op dat moment dus ongeveer `1,7`  km achter Martijn.

Opgave 9
a

Het aantal geboorten is toegenomen. Dat zou erop zou kunnen wijzen dat bijvoorbeeld bevallingen beter worden begeleid. De sterfte is afgenomen, wellicht leven mensen gezonder of is de gezondheidszorg beter geworden.

b

Omdat verhuizing naar en van het eiland geen rol speelt, levert het verschil tussen geboorte en sterfte de bevolkingstoename op.

c

"Geboorte `-` sterfte" is de bevolkingsgroei op het eiland. Gemiddeld komen er in 2000 elk jaar `555 - 80` mensen `= 475` mensen bij. Dit gebeurt tien jaar lang. Dus het aantal inwoners in 2000 is ongeveer `20600 + 10 xx 475 = 25350` .

Opgave 10
a

Het zijn mensen die de gemeente verlaten, dus het aantal inwoners neemt af.

b

In 1990: `2000` immigranten en `4000` emigranten, dus het migratiesaldo is `text(-)2000` .
In 1995: `3000` immigranten en `3500` emigranten, dus het migratiesaldo is `text(-)500` .

Opgave 11Daglengte
Daglengte
a

Deze grafieken zijn met Excel gemaakt.

b

Het aantal uren daglicht, ofwel de daglengte.

c

Trek een horizontale lijn bij 12 uur.

In de periode van januari tot en met maart en daarna weer vanaf half oktober tot en met december.

Opgave 12
a

Het totaal aantal kinderen dat de afgelopen jaren geboren is.

b

Zie de groene lijn in de figuur (de donkerblauwe en rode zijn de oorspronkelijke grafieken). Als je de somgrafiek tekent zonder de oorspronkelijke grafieken moet je een scheurlijn gebruiken. Maak eerst een tabel.

c

De verschilgrafiek geeft het jongensoverschot aan, ofwel hoeveel jongens er meer geboren zijn dan meisjes.

Opgave 13
a

Zie de grafiek. Denk aan de bijschriften bij de assen.

b

De hoeveelheid geld die klas 1a en 1b samen per week hebben ingezameld.

c

Maak eerst een tabel. Daarin tel je de bedragen van klas 1a en b op.

Zie de grafiek bij a.

d

De hoeveelheid geld die klas 1a meer heeft ingezameld dan klas 1b. (Je kunt de verschilgrafiek ook andersom maken, dan is het de hoeveelheid geld die klas 1b meer heeft ingezameld dan klas 1a.)

e

Dan heeft klas 1b meer ingezameld dan klas 1a (of andersom).

f

Maak eerst een tabel van het verschil tussen de inzameling van klas 1a en de inzameling van klas 1b.

Zie de grafiek bij a.

verder | terug