Grafieken > Periodieke grafieken
1234567Periodieke grafieken

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Iets meer dan `0,15` seconde.

b

Ongeveer `0,6` seconde.

c

Je neemt de getekende grafiek over en plakt er nog `16,5` keer één hartslag aan vast.

d

Ongeveer `(60)/(0,6) = 100` .

Opgave 1
a

De laagste waterstand is ongeveer 46 cm boven NAP. De hoogste waterstand is ongeveer 80 cm boven NAP.

b

Het tijdsverschil tussen twee laagwaterstanden is gelijk aan de periode. De periode wordt ongeveer 12:10 uur.

c

Ja.

d

Van 29 oktober tot 1 november is drie dagen verder en in elke dag vallen ongeveer 2 periodes. Bij de tijden voor 29 oktober moet daarom 6 keer 12:10 worden opgeteld. Voor 1 november betekent dit dat alle waterstanden precies 1 uur opschuiven: laagwater om 5:30 en 17:40 uur, hoogwater om 11:00 en 23:10 uur.

Opgave 2
a

Om ongeveer 11:45 en 23:55 uur.

b

Daar zit ongeveer 6:05 uur tussen en dat klopt behoorlijk met het tijdsverschil van 12:10 uur tussen twee laagwaterstanden of twee hoogwaterstanden. In Den Oever zit kennelijk het moment van de vloed redelijk goed midden tussen de tijdstippen van eb.

c

Bij Hellevoetsluis volgt vloed veel sneller op eb dan omgekeerd.

d

Ongeveer 4:10 + 4:00 = 8:10 uur.

e

Ongeveer 4:05 uur.

f

Schepen moeten weten hoe hoog ergens het water staat om te kunnen beoordelen of ze er kunnen varen. Vooral in de Waddenzee (met veel ondieptes) is dat nogal belangrijk.

Opgave 3
a

Op `20` m hoogte.

b

Na `30` seconden.

c

Weer op `1` m hoogte, de hoogte waarop je instapte.

d

`39//2 = 19,5` m.

e

Ongeveer `22` seconden.

f

`12 xx 60 = 720` seconden.

Opgave 4
a

Doen.

b

Bekijk eventueel de grafiek in het voorbeeld. De jouwe zal er op lijken.

c

Zie de tabel, meet in mm nauwkeurig:

tijd (sec) 0 5 10 15 20 25 30 35 40
hoogte (m) 1 7 20 33 39 33 20 7 1
d

Doen.

e

Gebruik je grafiek, je vindt ongeveer `8` a `9` seconden.

Opgave 5
a

Er zijn voor Volume waarden boven `0` (inademen) en onder `0` (uitademen).

b

Ongeveer `0,7` liter.

c

Waar de grafiek stijgt, dat duurt ongeveer `1` seconde per ademhaling.

d

De periode is ongeveer `60/7 ~~ 8,5` seconden. Dus deze persoon haalt ongeveer 7 keer per minuut adem.

Opgave 6
a

Tussen de `56` en de `80` hartslagen per minuut.

b

Kennelijk gaat steeds bij het inademen de hartslag wat omhoog.

Opgave 7
a

`30` m.

b

`14,5` m.

c

`40` seconden.

d

`3600/40 = 90` .

e

Ongeveer `16` seconden per omwenteling en in vier minuten maakt hij `6` omwentelingen. Totaal `96` seconden.

Opgave 8
a

Ongeveer `2/3` seconde.

b

Afhankelijk van geslacht en leeftijd en of je een topsporter bent.

c

Afhankelijk van geslacht en leeftijd en of je een topsporter bent.

Opgave 9
a

Bij beide vuurtorens herhaalt zich het aantal lichtflitsen en de tijd ertussen in een vast ritme.

b

Ameland 15 seconden, Texel 10 seconden.

c

Ameland 3 lichtflitsen, Texel 2.

d

Zo kun je ze ook nog van elkaar onderscheiden.

Opgave 10Daglengte in Groningen
Daglengte in Groningen
a

De gele over zonsopkomst, de rode over zonsondergang.

b

Dit herhaalt zich elk jaar weer.

c

Een periode van een jaar.

d

Het overgaan van de normale tijd op zomertijd en omgekeerd. De klok verschuift dan een uur.

e

Het is de verschilgrafiek zonsondergang zonsopkomst.

f

Omdat zowel de zonsopkomst als de zonsondergang een uur in dezelfde richting verschuiven.

Opgave 11Het London Eye
Het London Eye
a

Doen, laat de grafiek controleren. Begin met een cirkel met een diameter van `135` cm. Je hebt dan een figuur op schaal `1 : 100` .
Op `0` minuten zit je op een hoogte van `0` m boven de grond. Op `7,5` minuten zit je op `67,5` m en op `15` minuten zit je op `135` m. De hoogtes op `3,75` , `11,25` , ... minuten meet je op.

b

Ongeveer `10` minuten.

Opgave 12Tijdrekening
Tijdrekening
a

`1` dag, dus `24` uur.

b

In de vijfde maand van het jaar 20874 zal de islamitische telling de christelijke inhalen.

verder | terug