Grafieken > Totaalbeeld
1234567Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Bij de `x` -as: tijd in minuten.
Bij de `y` -as: waterhoogte in cm.

b

Tussen `0` en `3` minuten stijgt de waterhoogte, daarna is hij constant tot de laatste minuut. In de laatste minuut loopt de bak leegt en daalt de waterhoogte.

c

`11` minuten, de grafiek loopt dan horizontaal.

d

C is fout.

Opgave 2
a

De hoeveelheid haring in de Noordzee in miljoenen kg staat op de verticale as, omdat die hoeveelheid afhangt van de tijd in jaren (op de horizontale as).

b

Tijd in jaartallen en gewicht in miljoenen kg.

c

Ongeveer `3500` mln kg. Geef in de grafiek aan hoe je dit afleest.

d

In 2000. Geef in de grafiek aan hoe je dit afleest.

Opgave 3
a

Ze heeft al een tabel, dus ze gaat een assenstelsel tekenen.

b

De tijd in dagen komt op de horizontale as en de hoeveelheid gas in m3 komt op de verticale as. De hoeveelheid gas hangt af van de tijd en daarom moet de grootheid gas in m3 op de verticale as komen.

c

Zie de grafiek, denk om het scheurlijntje.

d

Je blijft steeds gas verbruiken, de stand blijft toenemen en dus blijft de grafiek stijgen.

e

Je kunt zien of je gasverbruik toe- of afneemt en hoe snel. Zo kun je een schatting maken van bijvoorbeeld je jaarverbruik voor gas. Wel is het verstandig om voor een juiste schatting van het jaarverbruik, de schatting ook in andere jaargetijden te doen.

Opgave 4
a

Beide grafieken moeten dezelfde grootheden hebben.

b

Maak eerst een tabel met de aantallen bezoekers van beide musea en tel die aantallen vervolgens op. Maak daarvan een nieuwe grafiek.

c

Gebruik de tabel met de aantallen bezoekers van beide musea en trek de gegevens van museum B af van die van museum A. Maak met die gegevens een nieuwe grafiek.

Opgave 5
a

In 1990 waren er `75000` bezoekers in beide musea samen; het maximale aantal.

b

In 2000 was het verschil het kleinst, namelijk `11000` bezoekers.

Opgave 6
a

De grafiek geeft een verband weer tussen de grootheden waterstand en tijd. De grootheid waterstand wordt uitgedrukt in de eenheid cm (boven NAP) en de grootheid tijd in de eenheid uren.

b

Om ongeveer 4:30 uur en om 16:45 uur is het vloed.

c

Om ongeveer 0:00 uur en om 12:15 uur was het eb.

d

Ongeveer 12:15 uur.

e

Om ongeveer 5:30 uur en om 17:45 uur (in werkelijkheid is de periode iets groter dan 12:15 uur).

Opgave 7
a

In Manaus is de temperatuur gedurende het jaar behoorlijk constant en gemiddeld hoog (rode grafiek).

b

In Nederland is de temperatuur 's winters gemiddeld lager dat 's zomers. In de maanden maart, april en mei stijgt de gemiddelde temperatuur. In de maanden oktober, november en december daalt de gemiddelde temperatuur.

Opgave 8
a

Het aantal bezoekers is maximaal tussen 16:00 uur en 17:00 uur

b

Het aantal bezoekers is minimaal tussen 3:00 uur en 6:00 uur 's morgens.

c

's Nachts is het bezoek minimaal. In de loop van de ochtend stijgt het aantal bezoeken, met een klein dipje tussen 12:00 uur en 13:00 uur, waarna er weer van een stijging sprake is tot ongeveer 17:00 uur. Daarna daalt het aantal bezoeken weer. Na 19:00 uur is er weer een lichte stijging tot een redelijk constant aantal rond de `110`  bezoeken per uur in de avond. Na 22:00 uur daalt het aantal bezoeken naar het nachtelijk minimum.

d

Je trekt een horizontale lijn vanaf `150` bezoeken.
Vanaf ongeveer 14:00 tot 17:45 uur, dat is 3:45 uur per dag.

Opgave 9
a
riblengte 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
inhoud 0 1 8 27 64 125 216 343 512 729 1000
b

Zie figuur.

c

Ongeveer `149` cm3.

d

Ongeveer `8,4` cm.

Opgave 10
a

Maak eerst een tabel.
Eigenlijk hoort er in de verticale as een scheurlijn.

b

Maak eerst een tabel.
Eigenlijk hoort er in de verticale as een scheurlijn.

c

In het schooljaar 2000/2001 was het verschil volgens tabel en grafiek het grootst.

Helaas mis je verdere gegevens.

d

In het schooljaar 2000/2001 waren er `139290` mbo-studenten meer.

Opgave 11
a

Gebruik de schuifbalk.

b

Elk rondje van `120` seconden kom je weer op dezelfde hoogte.

c

De periode is `120` seconden.

d

Je krijgt precies één periode in beeld. In de tabel zijn de hoogtes afgerond op gehele m.

tijd (s) 0 15 30 45 60 75 90 105 120
hoogte (m) 2 5 11 18 20 18 11 5 2
e

Op ongeveer `15,5` meter.

Opgave 12Eb en vloed
Eb en vloed

Gebruik de genoemde website. Maak een net verslag van je bevindingen.

Opgave 13Lengte en gewicht
Lengte en gewicht
a

Doen. Joop is op zijn vijfde ziek geweest, zijn gewicht nam dat jaar te weinig toe.

b

Joop zit met zijn lengte ongeveer op de P50-lijn en wordt als hij die blijft volgen ongeveer `1,82` m.

Joop zit met zijn gewicht ook ongeveer op de P50-lijn en wordt als hij die blijft volgen ongeveer `66` kg.

Marleen zit met haar lengte boven de P50-lijn en wordt als zij die blijft volgen ongeveer `1,72` m.

Marleen zit met haar gewicht ongeveer op de P50-lijn en wordt als zij die blijft volgen ongeveer `58` kg.

c

Jongens en meisjes groeien op verschillende manieren.

d

Door statistisch onderzoek, het zijn gemiddelden van grote groepen kinderen.

e

Daar vinden kennelijk sprongen in de gemiddelden plaats.

f

Daar vinden kennelijk sprongen in de gemiddelden plaats.

g

Bij de grootste helft want ze zit dan boven de P50-lijn.

h

Joop zit iets boven het gemiddelde gewicht.

Marleen is redelijk gemiddeld.

i

Omdat mensen na hun 20e niet meer in de lengte groeien. Jongens worden inderdaad gemiddeld iets langer dan meisjes.

k

Kijk waar de P50-lijn uitkomt.

Gemiddelde man: lengte `1,82` m en gewicht ongeveer `66` kg.

Gemiddelde vrouw: lengte `1,69` m en gewicht ongeveer `58` kg.

verder | terug