Verbanden > Verbanden en variabelen
123456Verbanden en variabelen

Verwerken

Opgave 8

Anneke gaat in de zomervakantie tomaten plukken. Hoeveel ze verdient, hangt af van het aantal kistjes dat ze met geplukte tomaten vult.

aantal kistjes 2 4 6 8 10
loon (euro) 4,50 9,00 13,50 18,00 22,50
a

Tussen welke twee variabelen is er een verband? Welke eenheden worden er gebruikt?

b

Welke variabele is de onafhankelijke variabele en welke is de afhankelijke variabele?

c

Hoeveel verdient Anneke per kistje?

d

Hoe zou je het verband tussen het loon van Anneke en het aantal kistjes tomaten dat ze plukt, in woorden kunnen beschrijven?

e

Anneke vult op een dag vijf kistjes met de door haar geplukte tomaten. Hoeveel verdient ze die dag?

f

En hoeveel verdient ze als ze twaalf kistjes met tomaten vult?

g

Bij dit verband zou je een grafiek kunnen tekenen. Is die grafiek stijgend of dalend? Is de grafiek een rechte lijn?

Opgave 9

Michiel houdt van lezen. Hij is begonnen in een boek van `120` bladzijden.

a

Hoeveel dagen leest hij in dit boek als hij `10` bladzijden per dag leest?

b

En hoeveel dagen als hij `12` bladzijden per dag leest?

c

Tussen welke twee variabelen bestaat er dus een verband? Beschrijf het verband in woorden.

d

Welke variabele is de onafhankelijke variabele en welke is de afhankelijke variabele?

e

Maak een tabel bij dit verband.

f

Teken een grafiek bij dit verband. Waarom is die grafiek geen rechte lijn?

Opgave 10

Bij een taxibedrijf hangt de prijs van een rit af van het aantal kilometers dat een klant meerijdt.

ritlengte (km) 4 5 6 7 8 9 10
ritprijs (euro) 11 13 15 17 19 21 23
a

Hoeveel betaal je voor een rit van elf kilometer?

b

Teken een grafiek bij dit verband.

c

Hoe zou jij aan de klant uitleggen hoe de ritprijs berekend wordt?

d

Vanaf hoeveel kilometer betaal je meer dan € 30,00?

Opgave 11

Bij een bedrijf kun je pennen met je naam erop bestellen. Hoeveel zo'n pen kost, hangt af van het aantal pennen dat je bestelt.

aantal pennen 100 200 400 600 800
prijs per pen (euro) 1,00 0,80 0,60 0,50 0,45
a

Teken de grafiek bij het verband tussen de variabelen aantal pennen en prijs per pen.

b

Je bestelt honderd pennen. Hoeveel betaal je per pen? En hoeveel betaal je in totaal?

c

Maak nu zelf een tabel en een grafiek bij het verband tussen aantal pennen en totale kosten.

d

Het bedrijf beweert: "Hoe meer pennen u bestelt, hoe goedkoper u uit bent." Is deze uitspraak juist? Licht je antwoord toe.

e

Waarom is de grafiek van het verband tussen aantal pennen en totale kosten geen rechte lijn?

Opgave 12

Voor je energie in huis betaal je een vast bedrag per maand (vastrecht) en een bedrag per kWh die je verbruikt. In de tabel zie je de totale kosten van de stroomrekening (zonder belastingen) bij verschillende hoeveelheden stroom die je per maand verbruikt.

stroomverbruik (kWh) 0 100 200 300 400 500
prijs (euro) 3,50 11,55 19,60 27,65 35,70 43,75
a

Maak nu zelf een tabel waarin het verband tussen de variabelen stroomverbruik (kWh) en stroomkosten per kWh (euro per maand) zichtbaar wordt. Rond de stroomkosten per kWh af op drie decimalen.

b

Bij dit verband kun je een grafiek tekenen. Is de grafiek stijgend of dalend? Is de grafiek een rechte lijn? Licht je antwoord toe.

verder | terug