Een kaars is cm lang en wordt aangestoken. Je meet om het uur zijn lengte.
(uur) | 0 | 1 | 2 | 3 |
(cm) | 20 | 18 | 16 | 14 |
De tabel beschrijft een verband tussen de grootheden en .
Elk uur wordt cm korter vanaf een beginlengte van cm.
en veranderen steeds, ze heten veranderlijken of variabelen.
Een grootheid is een variabele met de bijbehorende eenheid.
Bij de variabele hoort de eenheid uur.
Bij de variabele hoort de eenheid cm.
Bekijk de
Om welke twee variabelen gaat het?
Teken zelf de grafiek van de opbrandende kaars.
In de grafiek lijkt de kaars na uur te zijn opgebrand. Reken na dat dit inderdaad het geval is.
Een tweede kaars heeft een beginlengte van `15` cm. Ook deze kaars brandt gelijkmatig op. Omdat hij dikker is wordt hij elk uur `0,5` cm korter.
Maak ook voor deze kaars een tabel van de (in cm) afhankelijk van de (in uur).
Teken een grafiek van het verband tussen en in dezelfde figuur als bij
Na hoeveel uur is deze tweede kaars opgebrand?
Deze kaars wordt tegelijk aangestoken met die van