Verbanden > Vergelijkingen
123456Vergelijkingen

Verwerken

Opgave 13

Bij het opbranden van een kaars hoort de formule `L = 30 - 4 * t` , waarin `L` de lengte in cm en `t` de brandtijd is.

a

Waaraan zie je dat dit een lange dunne cilindervormige kaars is?

b

Welke vergelijking hoort er bij de vraag: "Na hoeveel uur branden is deze kaars nog 16 cm lang?"

c

Los deze vergelijking op met behulp van grafieken.

d

Controleer je antwoord door de oplossing in de vergelijking in te vullen.

e

Los door slim rekenen de vergelijking `30 - 4 * t = 9` op. Geef het bijbehorende punt in de grafiek aan.

Opgave 14

Hoveniersbedrijf "Jongman" rekent voor het winterklaar maken van een tuin € 75,00 plus € 2,50 per m2.

a

Maak een formule bij het verband tussen de oppervlakte `A` van de tuin en de kosten `K` voor het winterklaar maken.

b

Meneer Van Gils heeft zijn tuin laten opknappen. Hij kreeg een rekening van € 475,00. Welke vergelijking moet je oplossen om te weten hoe groot de tuin van meneer Van Gils is?

c

Los deze vergelijking op. Hoe groot is de tuin van meneer Van Gils?

Het concurrerende hoveniersbedrijf "Green Garden" rekent voor het winterklaar maken slechts € 25,00 en daarbij € 3,60 per m2.

d

Met welke vergelijking kun je berekenen bij welk aantal m2 tuin beide bedrijven even duur zijn?

e

Los deze vergelijking op met behulp van grafieken en inklemmen. Geef je antwoord in gehele m2 nauwkeurig.

Opgave 15

Van een vierkant heeft elke zijde een lengte van `z` cm.

a

Welke formule geldt voor de oppervlakte `A` (in cm2) van dit vierkant?

b

Zo'n vierkant kan een oppervlakte hebben van 100 cm2. Hoe groot is `z` dan?

c

Zo'n vierkant kan ook een oppervlakte hebben van 10 cm2. Met welke vergelijking kun je nu bepalen hoe groot `z` is?

d

Los die vergelijking op met behulp van inklemmen en bereken `z` in drie decimalen nauwkeurig.

Opgave 16

Los de volgende vergelijkingen op door slim rekenen. Geef het antwoord exact, zonder benaderingen.

a

`60 - 1,9 * t = 10`

b

`(2v)/3 + 15 = 21`

c

`1/4 * (20 - x) = 2`

d

`126 - 2 * z * z = 28`

Opgave 17

Een aannemer krijgt de opdracht een kantoor te bouwen. Deze opdracht betekent 24000 manuren werk. Dus als één man alle werk zou doen, zou hij er 24000 uur mee bezig zijn.

a

Stel dat er 20 mensen aan het kantoorgebouw werken. Hoeveel uur zal ieder dan gemiddeld bezig zijn met deze klus?

b

Hoeveel uur werkt iedere werknemer gemiddeld als er 100 mensen aan het werk zijn? In hoeveel weken van 40 uur kan het kantoor dan gebouwd worden?

c

Stel een formule op voor het gemiddeld aantal te werken uren per werknemer `a` afhankelijk van het aantal werknemers `w` dat aan dit gebouw werkt.

De opdrachtgever wil dat de aannemer het kantoorgebouw in 3 maanden bouwt. Ga weer uit van een 40-urige werkweek.

d

Met welke vergelijking kan de aannemer nu uitrekenen hoeveel werknemers hij in moet zetten?

e

Los die vergelijkig op. Hoeveel werknemers zal de aannemer inzetten?

verder | terug