Verbanden > Vergelijkingen
123456Vergelijkingen

Voorbeeld 3

Iemand's schoenmaat `s` kun je bepalen vanuit de lengte `v` van zijn voet in cm. Er geldt:

`s = 1,5 * (v + 2)`

Weet je iemand's schoenmaat, dan kun je zijn voetlengte bepalen. Neem bijvoorbeeld iemand met schoenmaat 42. Dan geldt volgens de formule de vergelijking:

`52 = 1,5 * (v + 2)`

Deze vergelijking hoef je niet op te lossen door inklemmen. Even nadenken helpt ook.

De vergelijking ziet er uit als `42 = 1,5 * [...]` .
Je kunt dan `[...]` vinden door `42/(1,5)` uit te rekenen, uitkomst `28` .
Omdat `[...]` eigenlijk `v + 2` is, krijg je dus `v + 2 = 28` en dit klopt als `v = 26` .
De gevraagde voetlengte is 26 cm.

(In werkelijkheid is 42 een schoenmaat voor iedereen vanaf `s = 41,5` tot en met `S = 42,4` en zijn er meerdere voetlengtes met deze schoenmaat.)

Opgave 7

Bekijk in Voorbeeld 3 hoe de vergelijking `42 = 1,5 * (v + 2)` wordt opgelost.

a

Welke vergelijking hoort bij de vraag: "Bereken de voetlengte bij een schoenmaat van 36?"

b

Los deze vergelijking op dezelfde manier als in het voorbeeld op.

c

Controleer je oplossing door de gevonden waarde voor `v` in de vergelijking in te vullen.

Opgave 8

Ook de gekozen eenheden spelen bij vergelijkingen een rol. Als je een schoenmaat van 36 hebt, betekent dit dat je schoenmaat afgerond 36 is.

a

Waarom betekent dit dat `s` een getal vanaf 35,5 tot en met 36,4 moet zijn?

b

Welke voetlengte hoort er bij `s = 35,5` ? Los daartoe de bijbehorende vergelijking op. Geef de voetlengte in mm nauwkeurig.

c

Welke voetlengte hoort er bij `s = 36,4` ? Los daartoe de bijbehorende vergelijking op. Geef de voetlengte in mm nauwkeurig.

d

Welke voetlengtes horen er bij schoenmaat 36?

Opgave 9

Je kunt veel meer vergelijkingen oplossen door "slim rekenen" .
Bekijk de vergelijking `2,25 * r + 4,50 = 29,70` .

a

Deze vergelijking heeft de vorm `[...] + 4,50 = 29,70` . Hoeveel is `[...]` ?

b

Omdat `[...] = 2,25 * r` kun je nu `r` uitrekenen. Hoe?

c

Welke oplossing heeft deze vergelijking dus?

Opgave 10

Bekijk de vergelijking `30 - 1,5 * t = 0` .

a

Deze vergelijking heeft de vorm `30 - [...] = 0` . Hoeveel is `[...]` ?

b

Omdat `[...] = 1,5 * t` kun je nu `t` uitrekenen. Hoe?

c

Welke oplossing heeft deze vergelijking dus?

Opgave 11

Bekijk de vergelijking `0,25 * t + 42 = 0,36 * t` .
Kun je deze vergelijking oplossen door "slim rekenen" ? En hoe dan? Licht je antwoord toe.

Opgave 12

Los de volgende vergelijkingen op door slim rekenen.

a

`0,12 * a + 1400 = 3200`

b

`200/(2 + v) = 10`

c

`2,5 * (4 + 2 * p) = 25`

c

`(2 * x - 12)/3 = 75`

verder | terug