Werken met variabelen > Rekenen met variabelen
123456Rekenen met variabelen

Uitleg

De formule voor de omtrek van een rechthoek kun je schrijven als:
`P = x + y + x + y` , waarbij de variabelen `x` de lengte, `y` de breedte en `P` de omtrek van de rechthoek voorstellen.

Deze formule kun je korter schrijven, dat noem je herleiden. Hier kun je de uitdrukking `x + y + x + y` herleiden:
`x+y+x+y = x+x+y+y = 2*x + 2*y` , nog korter `2x + 2y` .
De formule wordt zo `P = 2x + 2y` .

Bij een optelling spreek je van termen: `x+y+x+y` heeft vier termen, `2x+2y` heeft er twee.

Bij een vermenigvuldiging spreek je van factoren: `2x = 2*x` heeft twee factoren, `2` en `x` .

Je kunt formules of uitdrukkingen herleiden door gelijksoortige termen samen te nemen:

  • `x + x = 2*x = 2x` en `2x + 3x = 2*x + 3*x = x + x + x + x + x = 5x` .
    Maar `2x + 2y` kan niet korter, die twee termen zijn niet van dezelfde soort.

  • Zo is `5x - 2x = x + x + x + x + x - x - x = 3x`

  • Ook geldt de wisseleigenschap: `x + y = y + x` .

    Bij aftrekken mag dit alleen als je het minteken meeneemt: `x - y = text(-)y + x` .

  • `1x` schrijf je korter als `x` , net zoals `text(-)1x = text(-)x` .

Uiteraard mag je ook andere letters gebruiken, als je maar goed onthoudt wat ze betekenen.

Opgave 1

Je ziet een figuur die uit drie rechthoeken bestaat. De lengte van elke rechthoek is `x` en de breedte `y` .

a

Welke formule geldt voor de omtrek `P` van de rechthoek? Schrijf de formule zo kort mogelijk op.

b

Moet je ook nog iets afspreken over de gebruikte eenheden van de verschillende variabelen in de formule?

Opgave 2

Herleid indien mogelijk.

a

`4a + 2a`

b

`3d + 2t`

c

`a + a + 3a`

d

`text(-)2a + 3b + 4a + 7b`

e

`2b + 3a + b + text(-)2a + b`

verder | terug