Werken met variabelen > Rekenschema's
123456Rekenschema's

Verwerken

Opgave 8

Als je naar de Verenigde Staten gaat, is het verstandig om vooraf wat Amerikaanse dollars te kopen. Dat kan bij een bank, maar dan betaal je wel provisie.
Een bank rekent met de formule: `e=0,75d + 4,5` .
Hierin is `d` het aantal Amerikaanse dollars en `e` het aantal euro dat je ervoor moet betalen.

a

Hoeveel provisie betaal je bij deze bank?

b

Maak een rekenschema bij deze formule. Geef ook het terugrekenschema.

c

Hoeveel moet je betalen voor `1250` Amerikaanse dollars?

d

Hoeveel Amerikaanse dollars krijg je voor `500` euro?

Opgave 9

Er is een verband tussen de lengte (cm) van je voet en je schoenmaat: "Vermenigvuldig de lengte van je voet met 1,5 en tel daar 2 bij op." Neem voor je voetlengte `L` en de schoenmaat  `S` .

a

Geef dit verband met een rekenschema.

b

Geef het terugrekenschema.

c

Stel een formule op bij het verband tussen `L` en `S` .

d

Een voet is `26` cm lang. Bereken de schoenmaat.

e

Welke vergelijking hoort er bij de vraag: "Bij welke voetlengte heb je een schoenmaat van 36,5?"

f

Los deze vergelijking op door terug te rekenen. Bepaal de bijbehorende exacte voetlengte.

Opgave 10

Amerikanen geven de temperatuur weer in graden Fahrenheit (°F) terwijl wij in West-Europa graden Celsius (°C) gebruiken. Als `F` het aantal °F en `C` het aantal °C voorstelt, dan geldt: `C=(5F-160)/9`

a

Het is `59`  °F. Wat is de temperatuur in °C? Rond af op een gehele graad.

b

Je wilt uitrekenen hoeveel °F overeenkomt met `25`  °C. Welke vergelijking los je op?

c

Los de vergelijking bij b op. Rond af op een gehele graad.

d

Water kookt bij `100`  °C. Bereken bij welke temperatuur water kookt in °F. Rond af op een gehele graad.

e

Maak bij ditzelfde verband een formule van de vorm `F=...`

Opgave 11

Een docente Engels heeft een overhoring "woordjes" gegeven. De leerlingen moeten van `36` Engelse woorden de Nederlandse vertaling geven. De docente rekent "vier fouten per punt" .

a

Bram heeft veertien fouten. Welk cijfer krijgt Bram?

b

Met welke formule wordt het cijfer `c` berekend als het aantal fouten `f` bekend is?

c

Inge had een `5,5` voor de overhoring. Welke vergelijking moet je oplossen om uit te rekenen hoeveel fouten ze had? Los die vergelijking op.

Opgave 12

Voor een proefwerk wiskunde kun je maximaal `51` punten krijgen. Het cijfer wordt berekend met de formule: `c=p/51*9 +1`
De `c` staat voor het cijfer en de `p` voor het aantal punten.

a

Welk cijfer heb je als je `33` punten hebt behaald? Rond af op één decimaal.

b

Maak een terugrekenschema bij deze formule.

c

Jan Willem had een `6,5` voor het proefwerk. Welke vergelijking los je op om uit te rekenen hoeveel punten hij had? Los die vergelijking op. Rond af op gehele punten.

d

Welke formule hoort bij het terugrekenschema?

Opgave 13

Met lucifers kun je vierkanten leggen. Kijk maar eens naar de figuur.

a

Hoeveel vierkanten zie je in de figuur? Hoeveel lucifers waren er voor nodig?

b

Bedenk hoe het aantal lucifers `L` afhangt van het aantal vierkanten `v` . Stel een formule op voor `L` afhankelijk van `v` .

c

Welke vergelijking moet je oplossen om uit te rekenen hoeveel vierkanten je kunt maken met `100` lucifers? Los die vergelijking op.

verder | terug