Werk de haakjes uit en schrijf de volgende uitdrukkingen zo eenvoudig mogelijk.
Los de volgende vergelijkingen op.
De kantinebaas van een school koopt pakken koeken. Hij neemt twee soorten: gevulde koeken van € 3,00 per pak en spritsen van € 2,00 per pak. Hij weet niet meer hoeveel pakken van elke soort hij heeft besteld, maar in zijn boekhouding kan hij zien dat de totale kosten € 1180,00 waren. Jij zoekt uit hoeveel pakken van elke soort hij heeft besteld.
Noem het aantal pakken spritsen . Welk aantal pakken gevulde koeken heeft hij dan?
De totale kosten zijn gegeven. Welke vergelijking in levert dat op?
Los deze vergelijking op.
Hoeveel pakken van elke soort heeft hij besteld?
brugklassers bestellen via school een rekenmachine. Er zijn twee soorten rekenmachines toegestaan, soort A van € 15,00 en soort B van € 12,00. Dat kost in totaal € 4320,00. Hoeveel rekenmachines van elke soort worden er gekocht?
Als er rekenmachines van soort A worden besteld, hoeveel van soort B moeten er dan worden besteld? Waarom kan dit nooit het juiste antwoord op de vraag zijn?
Neem voor het aantal rekenmachines van soort A een variabele en stel dan een bij dit probleem passende vergelijking op.
Los deze vergelijking op.
Hoeveel machines van elke soort zijn er besteld?
Een leeftijdspuzzle:
Kies voor de huidige leeftijd van Maartje de letter . Hoe oud was ze drie jaar geleden? En hoe oud is Arnoud?
Welke vergelijking in past er bij deze puzzle?
Los deze vergelijking op.
Welke oplossing heeft de puzzle?
Ontbind de volgende uitdrukkingen in factoren: