Vergelijkingen > Breuken in formules
123456Breuken in formules

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Maak beide breuken eerst gelijknamig.
3 5 + 2 7 = 21 35 + 10 35 = 31 35

b

3 5 2 7 = 21 35 10 35 = 11 35
Meestal trek je in deze situatie de kleinste breuk van de grootste af. Doe je dit andersom dan krijg je een negatief getal als antwoord.

c

3 5 × 2 7 = 6 35

d

Maak beide breuken eerst gelijknamig.
3 5 / 2 7 = 21 35 / 10 35 = 21 10

e

3 5 2 + 2 7 2 = 9 25 + 4 49 = 441 1225 + 100 1225 = 541 1225

Opgave 1
a

p q + r s = p s q s + q r q s = p s + q r q s

b

2 p + 3 q = 2 q p q + 3 p p q = 2 q + 3 p p q

c

2 a 1 2 = 4 2 a a 2 a = 4 a 2 a

d

a 2 + 1 a = a 2 2 a + 2 2 a = a 2 + 2 2 a

Opgave 2
a

p q r s = p r q s

b

2 p 3 q = 6 p q

c

2 a 1 2 = 2 2 a = 1 a

d

a 2 1 a = a 2 a = 1 2

Opgave 3
a

p q / r s = p s q s / q r q s = p s q r

b

2 p / 3 q = 2 q p q / 3 p p q = 2 q 3 p

c

2 a / 1 2 = 4 2 a / a 2 a = 4 a

d

a 2 / 1 a = a 2 2 a / 2 2 a = a 2 2

Opgave 4
a

3 2 a + 5 b = 3 b 2 a b + 10 a 2 a b = 10 a + 3 b 2 a b

b

3 2 a 5 b = 15 2 a b

c

3 2 a / 5 b = 3 b 2 a b / 10 a 2 a b = 3 b 10 a

d

3 2 a 2 = 3 2 a 3 2 a = 9 4 a 2

Opgave 5
a

1 3 a + 1 2 a = a 3 + 1 2 a = 2 a 2 6 a + 3 6 a = 2 a 2 + 3 6 a

b

1 3 a 1 2 a = a 3 1 2 a = a 6 a = 1 6 (je vereenvoudigt de breuk door teller en noemer door a te delen)

c

1 3 a + 1 2 a = a 3 + 1 2 a = 2 a 2 6 a + 3 6 a = 2 a 2 + 3 6 a

d

1 3 a 2 1 2 a 2 = a 2 9 1 4 a 2 = a 2 36 a 2 = 1 36

Opgave 6

Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

Opgave 7
a

6 a 8 a b = 2 3 a 2 4 a b = 3 4 b

b

5 b 15 b 3 = 5 b 5 3 b b b = 1 3 b 2

c

7 a 21 = 7 a 7 3 = a 3 = 1 3 a

d

5 a 2 b a b = 5 a a b a b = 5 a 1 = 5 a

Opgave 8
a

3 x 2 x y + x y 4 y = 3 x y + x y 4 y = 12 x 4 y + x y 4 y = 12 x + x y 4 y (Je ziet dat het verstandig is om niet zomaar beide breuken te vereenvoudigen. Ze moeten immers ook gelijknamig worden.)

b

3 x 2 x y x y 4 y = 3 x y x 4 = 3 x 2 4 y

Opgave 9
a
2 x + 1 3 x = 1
gelijknamig maken
6 3 x + 1 3 x = 1
breuken optellen
7 3 x = 1
beide zijden 3 x
7 = 3 x
beide zijden / 3
x = 7 3
b
1 x 4 x = 1 4
breuken vermenigvuldigen
4 x 2 = 4 16
tellers gelijk, dus noemers ook
x 2 = 16 x
getallen proberen, denk om negatieve getallen
x = x = 4 of x = -4
c
2 3 + x 9 = 1 6 x
alle breuken gelijknamig maken
12 18 + 2 x 18 = 3 x 18
breuken optellen
12 + 2 x 18 = 3 x 18
noemers gelijk, dus tellers ook
12 + 2 x = 3 x
beide zijden 2 x
x = 12
c
2 3 / x 9 = 12
alle breuken gelijknamig maken
6 9 / x 9 = 12
breuken delen
6 x = 12
analogierekenen
x = 6 12 = 0,5
Opgave 10
a

5 a + 1 2 b = 10 b 2 a b + a 2 a b = a + 10 b 2 a b

b

5 a 1 2 b = 5 2 a b

c

5 a / 1 2 b = 10 b 2 a b / a 2 a b = 10 b a

d

( 1 2 b ) 3 = 1 2 b 1 2 b 1 2 b = 1 8 b 3

Opgave 11
a

5 a + 4 a 6 a 2 = 5 a + 2 3 a = 15 3 a + 2 3 a = 17 3 a

b

5 a 4 a 6 a 2 = 5 a 2 3 a = 10 3 a 2

c

5 a / 4 a 6 a 2 = 5 a / 2 3 a = 15 3 a / 2 3 a = 15 2 = 7,5

d

( 5 a ) 2 ( 4 a 6 a 2 ) 2 = ( 5 a ) 2 ( 2 3 a ) 2 = 25 a 2 4 9 a 2 = 225 9 a 2 4 9 a 2 = 221 9 a 2

Opgave 12
a

Beide zijden + 4 geeft 3 x = 12 en daaruit volgt x = 3 12 = 0,25 .

b

Vermenigvuldigen en gelijknamig maken geeft 2 7 x = 7 7 x + 14 x 7 x en hieruit volgt 2 = 7 + 14 x en dus x = - 5 14

c

Eerst de breuken gelijknamig maken geeft 1 2 x + 4 2 x = 1 en daarna optellen geeft 5 2 x = 1 .
Dit betekent dat 2 x = 5 en dus x = 2,5 .

d

Eerst de breuken gelijknamig geeft 2 4 / x 4 = 6 en dan delen geeft 2 x = 6 .
En dus is x = 2 6 = 1 3 .

Opgave 13
a

Je betaalt 0,52 euro per gesprek en daar bovenop moet je nog de abonnementskosten verdelen over de gesprekken.

b

k B = 0,60 + 5,00 a

c

0,52 + 9,90 a = 0,60 + 5,00 a geeft 4,90 a = 0,08 en dus a = 4,90 0,08 = 61,25 . Dus bij ongeveer 61 belminuten per maand.

Opgave 14

n n n 1 = n 1 n n 1 = n 2 n 1

n + n n 1 = n 1 + n n 1 = n ( n 1 ) n 1 + n n 1 = n 2 n + n n 1 = n 2 n 1

Inderdaad zijn van deze twee getallen het product en de som hetzelfde! (Alleen als n = 2 zijn deze twee getallen hetzelfde.)

Opgave 15Omgekeerde
Omgekeerde
a

Neem voor de breuk t n . Het omgekeerde is dan n t en t n n t = t n n t = n t n t = 1 .

b

Omdat g maal zijn omgekeerde gelijk is aan 1.

c

Dit getal is g en er geldt: g = 4 1 g , dus g = 4 g .
Gelijknamig maken geeft g 2 g = 4 g en dus g 2 = 4 . Dus g = 2 .

d

Noem het getal g en er geldt: g + 1 g = 10 g en dus 1 g = 9 g .
Deze vergelijking oplossen geeft g = 1 3 .

Opgave 16Bijzonder gemiddelde
Bijzonder gemiddelde

De afstand die heen is gevlogen bedraagt a km. De terugreis is even lang, ook a km. Heen doe je daar a 900 uur over, terug a 960 .
Over 2 a km doe je dus a 900 + a 960 uur.
Je gemiddelde snelheid is 2 a a 900 + a 960 km/uur. Dat kun je herleiden tot 2 a / ( a 900 + a 960 ) = 2 a / ( 16 a 14400 + 15 a 14400 ) = 2 a / ( 31 a 14400 ) = ( 28800 a 14400 ) / ( 31 a 14400 ) = 28800 a 31 a 929 km/uur.

verder | terug