Werken met variabelen >

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

`8a + 7`

b

`4a + 5`

c

`3ab - 5a + 2b`

d

`7a^2 - 4a`

Opgave 2
a

`2a^3`

b

`12a^7`

c

`12a^3 b`

Opgave 3
a

`a stackrel{: *2,50 :}{: rarr :} ... stackrel{: +4,00 :}{: rarr :} p`

b

4,00 + 2,5 a = 20,25

c

`6,5 stackrel{: // 2,50 :}{: larr :} ... stackrel{: - 4,00 :}{: larr :} 20,25`
Dus a = 6,5 km.

Opgave 4
a
23 g + 40 = 18 g + 85
beide zijden - 18 g
5 g + 40 = 85
beide zijden - 40
5 g = 45
beide zijden / 5
g = 45 / 5 = 9
b
200 - 5 g = 10 g - 150
beide zijden - 10 g
200 - 15 g = - 150
beide zijden - 200
- 15 g = - 350
beide zijden / - 15
g = - 350 / - 15 = 70 3
Opgave 5
a

4 ( x + 3 ) = 4 x + 4 3 = 4 x + 12

b

4 ( x - 3 ) = 4 x - 4 3 = 4 x - 12

c

4 - ( x - 3 ) = 4 - 1 ( x - 3 ) = 4 - x + 3 = 7 - x

d

( x + 3 ) ( x + 2 ) = x x + 2 x + 3 x + 3 2 = x 2 + 5 x + 6

e

( x + 3 ) ( x - 3 ) = x x + 3 x - 3 x - 3 3 = x 2 - 9

f

( x 2 - 3 ) 2 = ( x 2 - 3 ) ( x 2 - 3 ) = x 2 x 2 - 3 x 2 - 3 x 2 + 3 3 = x 4 - 6 x 2 + 9

Opgave 6
a
4 x - 2 ( x - 3 ) = 12
haakjes uitwerken
2 x + 6 = 12
beide zijden - 6
2 x = 6
beide zijden / 2
x = 6 / 2 = 3
b
k ( k - 2 ) = ( k - 1 ) ( k + 5 )
haakjes uitwerken
k 2 - 2 k = k 2 + 4 k - 5
beide zijden - k 2
- 2 k = 4 k - 5
beide zijden - 4 k
- 6 k = - 5
beide zijden / - 6
k = - 5 / - 6 = 5 6
Opgave 7
a

`t stackrel{: *10 :}{: rarr :} ... stackrel{: +35 :}{: rarr :} p`

b

35 + 10 t = 215

c

`18 stackrel{: // 10 :}{: larr :} ... stackrel{: - 35 :}{: larr :} 215`

d

18 uren.

Opgave 8
a

4 ( 6 + 3 p ) - 2 ( p - 4 ) = 24 + 12 p - 2 p + 8 = 32 + 10 p

b

2 x ( x - 3 ) = 2 x 2 - 6 x

c

( a + 5 ) ( a + 12 ) = a 2 + 17 a + 60

d

( x - 3 ) ( x + 7 ) = x 2 + 4 x - 21

e

- 4 k ( k 2 + 2 k ) = - 4 k 3 - 8 k 2

f

( m - 4 ) 2 = ( m - 4 ) ( m - 4 ) = m 2 - 8 m + 16

Opgave 9
a

Deze vergelijking kun je oplossen met de balansmethode. Het kan ook met een rekenschema (en een terugrekenschema) en/of door slim rekenen. Je kunt ervoor kiezen om eerst de haakjes uit te werken, maar dat hoeft niet...
Bijvoorbeeld eerst beide zijden delen door 2 geeft k - 3 = 3 en dus k = 6 .

b

Eerst haakjes uitwerken geeft: - x 2 - 3 x = - x 2 + 2 x + 35 .
Beide zijden + x 2 : - 3 x = 2 x + 35 .
En daarmee vind je - 5 x = 35 en dus x = - 7 .

c

Beide zijden × 6 geeft 2 x + 5 = 3 x .
En hieruit vind je x = 5.

d

Haakjes uitwerken geeft 4 x + 8 = 15 .
En dat levert op x = 1,75.

Opgave 10

Noem het aantal guldens g. Het aantal rijksdaalders is dan 100 - g . De waarde van alle oude munten samen levert deze vergelijking op: 0,50 g + 1,25 ( 100 - g ) = 73,25 .
Als je deze vergelijking oplost, vindt je: g = 69 .
Hij heeft dus nog 69 guldens.

Opgave 11

Stel ze hebben er x gewonnen, dus 23 - x gelijkgespeeld. Het totaal aantal punten van 55 levert dan op: 3 x + 1 ( 23 - x ) = 55 . Daaruit vind je x = 16 . Ze hebben derhalve `16` wedstrijden gewonnen.

Opgave 12

Stel De Vries plant er x op een rij.
Daaruit kun je de vergelijking x 2 = ( x - 4 ) ( x + 5 ) afleiden. Daaruit vind je x = 20 . Ze hebben dus elk 400 rozenstruikjes gebruikt.

Opgave 13Twee variabelen, of toch maar één?
Twee variabelen, of toch maar één?
a

Er waren in totaal 592 bezoekers, dus x + y = 592 .
De totale opbrengst van 2708 euro krijg je door de opbrengst van de leden ( 2 x euro) en van de niet-leden ( 5 y euro) op te tellen.

b

Aan beide zijden x aftrekken.

c

Beide zijden - 2 x geeft 5 y = 2708 - 2 x .
Beide zijden delen door 5 geeft y = 541,6 - 0,4 x

d

Doen, maak eerst tabellen (kies voor x de waarden 0, 100, 200, 300, 400 en 500.

e

Bij het snijpunt van beide grafieken van beide grafieken horen de waarden van x en y die aan beide formules voldoen. De waarden die je zoekt dus...

f

592 - x = 541,6 - 0,4 x geeft: 0,6 x = 50,4 en dus x = 84 .

g

Er waren `84` leden en dus `508` niet-leden.

h

Als er x leden zijn, dan zijn er automatisch 592 - x niet-leden en krijg je de vergelijking 2 x + 5 ( 592 - x ) = 2708 . Ga na dat ook hieruit volgt x = 84 .

Opgave 14Sinas en cola
Sinas en cola
a

y = 2 x en 1,40 x + 1,20 y = 20,00 .

b

y = 20 - 1,40 x 1,20 .

c

Doen, maak eerst tabellen (kies voor x de waarden 0, 2, 4, 6, 8 en 10.

d

De getallen voor x en y moeten gehele getallen zijn. Dus je kijkt even hoe je uitkomt met x = 5 en x = 6

e

Ze kunnen het beste `5` flessen sinas en `10` flessen cola kopen. Dan houden ze nog € 1,00 over.

f

1,40 x + 1,20 2 x = 20,00 oplossen.

verder | terug