Pieter gaat op vakantie met de auto en hij legt `1105` kilometer af. Zijn auto rijdt `13` kilometer op één liter benzine. De benzineprijs is op dit moment € 1,75 per liter.
Stel de formule op voor het verband tussen de kosten `K` in euro en de afstand `s` in km. Rond de evenredigheidsfactor af op twee decimalen.
Wat kost de vakantie Pieter aan benzine?
Hij kan `13` km rijden met `1` liter benzine en deze kost € 1,75.
`13`
km kost Pieter dus € 1,75
`=175`
eurocent.
Per kilometer is dit dan
`175 / 13 = 13,5`
cent.
Voor de kosten `K` geldt dan `K = 0,13s` euro.
Dus Pieter zal in totaal `1105 / 13 = 85` liter benzine verbruiken. De benzine kost € 1,75 per liter. De vakantie kost Pieter dus aan benzine: `85 * 1,75 = 148,75` euro.
Marc gaat op vakantie met de auto en hij legt `816` kilometer af. Hij verbruikt `76` liter benzine en de benzineprijs is op dat moment € 1,60.
Stel de formule op voor het verband tussen de kosten `K` in euro en de afstand `s` in km. Rond de evenredigheidsfactor af op twee decimalen.
Wat betaalt Marc in totaal aan benzine?
Stel de benzineprijs is op een bepaald moment € 1,70 voor een liter. Iemand tankt voor € 49,30 en kan vervolgens `406` km rijden.
Hoeveel kilometer kan haar auto rijden op `1` liter benzine?
Stel de formule op voor het verband tussen de kosten `K` in euro en de afstand `s` in km. Rond de evenredigheidsfactor af op twee decimalen.