Lineair en hyperbolisch > Recht evenredig
123456Recht evenredig

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`600 * 0,13 = 78` euro.

b

`E = 0,13 * q` .

c

De grafiek is een rechte lijn door de oorsprong van het assenstelsel en het punt `( 100 , 13 )` .

Opgave 1
a

Als `q = 100` dan is `R = 1,50*100=150` euro.

b

Als `q = 200` dan is `R = 1,50*200=300` euro.

c

`R` wordt dan ook drie keer zo groot.

d

Die grafiek is een rechte lijn door de oorsprong van het assenstelsel.

e

Het hellingsgetal, of de evenredigheidsconstante.

f

Dit getal bepaalt de helling van de grafiek, ofwel hoe steil de grafiek loopt.

Opgave 2
a

`(42,50)/500 * 1800 = 153` dus € 153,00.

b

`1800` vel kost `€153,00` . Per afgedrukt vel betaal je dus `(153,00)/1800 = 0,085` cent. Daaruit volgt: `K = 0,085q` .

c

Ja, de evenredigheidsconstante is `0,085` .

d

Die grafiek is een rechte lijn door de oorsprong van het assenstelsel en door bijvoorbeeld `(100; 8,5)` .

e

Een rechte lijn wordt bepaald door twee punten.

f

De evenredigheidsconstante bepaalt de helling van de grafiek.

Opgave 3
a

Omdat de fietser met een constante snelheid fietst. Als hij dan twee keer zo lang fietst, legt hij ook een twee keer zo grote afstand af.

b

Een rechte lijn door de oorsprong van het assenstelsel en (bijvoorbeeld) het punt `(1 ; 24,1 )` .

c

`12 = 24,1t ` oplossen geeft `t = 12 /24,1 ≈ 0,50` uur. Dus na ongeveer een half uur.

Opgave 4
a

Omdat zijn snelheid constant `120` km/uur blijft.

b

De evenredigheidsconstante is `120` .

c

`120t = 300` oplossen geeft `t = 300 /120 ≈ 2,5` uur. Dus na ongeveer `2,5` uur.

Opgave 5
a

Hij kan `816` km rijden met `76` liter benzine en deze kost € 1,60 per liter.
`816` km kost Marc `76 * 1,60 = 121,60` euro. Per kilometer is dit `121,6 / 816 ≈ 0,15` euro.

Voor de kosten `K` geldt dan:
`K = 0,15s` met `K` in euro en `s` in km.

b

Hij kan `816` km rijden met `76` liter benzine en deze kost € 1,60 per liter.
`816` km kost Marc `76 * 1,60 = 121,60` euro.

Opgave 6
a

Er is `49,30 / 1,70 = 29` liter getankt.
Per liter kan zij dus `406 / 29 = 14` kilometer rijden.

b

Zij kan `14` km rijden met `1` liter benzine en deze kost € 1,70.
`1` km kost haar dan `1,70 / 14 = 0,12` euro.

Voor de kosten `K` geldt dan:
`K = 0,12s` met `K` in euro en `s` in km.

Opgave 7
a

`K = 0,19 * q`

b

Ja, want als `q` verdubbelt, dan verdubbelt ook `K` .

c

Een rechte lijn door de oorsprong van het assenstelsel en bijvoorbeeld `( 100 , 19 )`

d

Ja, de brandstofkosten zijn recht evenredig met `q` .

Opgave 8
a

Grafiek II, want daar wordt de kaarslengte gelijkmatig (elk uur evenveel) minder.

b

Nee, want de grafieken van de kaarslengte gaan niet door de oorsprong van het assenstelsel.

c

`40` cm brandt op in `8` uur.
Dat is met `5` centimeter per uur.

Opgave 9
a

Bij de firma's I en II.

b

Firma I: `p = 1,20 * s` en firma II: `p = 0,60 * s` .

c

€ 6,00

d

`p = 6 + 0,50 * s`

e

Als je twee keer zoveel kilometer aflegt, betaal je niet twee keer zoveel.

Opgave 10
a

Bij de formules I en III, want bij die formules gaat de rechte lijn door de oorsprong.

b

Bij formule I: `x = 5 / (0,85) = 100/17` .
Bij formule II: `x = 5 - 0,85 = 4,15` .
Bij formule III: `x = 5 / (8,5) = 10/17` .
Bij formule IV: eerst `text(-)1,5 x = text(-)3,5` en dan `x = (text(-)3,5)/(text(-)1,5) = 7/3` .

Opgave 11
a

Omdat `v` een constante is.

b

Vul de formule in: `s = 40 * 20 = 800` m.

c

`700 = v * 20` geeft `v = 700 / 20 = 35` m/s.

d

`1500 = 60 * t` geeft `t = 1500 / 60 = 25` s.

e

`v = s / t`

f

`t = s / v`

Opgave 12
a

De eerste wielrenner fietst `178` km met een snelheid van `42` km/h.
Over deze afstand doet hij dus `178/42 ~~ 4,24` uur.
Dit is gelijk aan `4` uur, `14` minuten en `17` seconden.

b

De tweede renner doet er `3` minuten langer over. Dat is `4` uur, `17` minuten en `17` seconden. Dit is gelijk aan `15437` seconden, ofwel ongeveer `4,29` uur.
Hij fietst dus `178` km in `4,29` uur. Dit staat gelijk aan een constante snelheid van `178/(4,29) = 41,49` km/h.

Opgave 13Auto op benzine
Auto op benzine
a

Bereken eerst hoeveel km er tussen de eerste en de laatste kilometerstanden zit. Daarvoor had hij `465` liter benzine nodig. Opm: de laatste `48` liter benzine telt niet meer mee En nu nog even delen...

b

`0,08 * 1,75 = 0,14` , dus € 0,14.

c

Omdat je er van uit gaat dat deze berekende gemiddelde kosten per km het hele jaar ongeveer hetzelfde blijven, maar dat hoeft niet. De benzineprijs kan omhoog gaan, je rijgedrag kan veranderen (meer in de stad rijden of juist niet, etc.).

d

`K = 0,14 a` en deze formule geeft `0,14 * 18000 = 2520` euro voor dat jaar.

e

Nee, want er zijn meer kosten om rekening mee te houden, zoals wegenbelasting, onderhoud van de auto, verzekering, enz.

Opgave 14Auto op benzine, op diesel, op gas, of elektrisch?
Auto op benzine, op diesel, op gas, of elektrisch?

Eigen antwoord.

Opgave 15
a

`R = 2,50q`

b

De evenredigheidsconstante is gelijk aan `2,50` .

c

`R=125` euro.

d

De winst bedraagt `220` euro.

Opgave 16
a

Recht evenredig, de evenredigheidsconstante is `3,25` .

b

Niet recht evenredig.

c

Recht evenredig, de evenredigheidsconstante is `text(-)2,5`

d

Niet recht evenredig.

Opgave 17
a

Zijn snelheid is `14,34` km/h.

b

`s = 14,34 t `

verder | terug