Lineair en hyperbolisch > Lineaire verbanden
123456Lineaire verbanden

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`600 * 0,13 + 2,50 = 80,50` euro.

b

Nee, want de transactiekosten blijven per betaalopdracht gelijk.
(Je moet dan natuurlijk niet eerst DDK 600,00 en dan in een tweede transactie nog eens DKK 600,00 kopen, want in dat geval verdubbelen ook je transactiekosten.)

c

`E = 0,13 * D + 2,50` . De grafiek is een rechte lijn door de punten `( 0 ; 2,5 )` en `( 100 ; 15,5 )` . (Maak eventueel eerst een tabel.)

Opgave 1
a
`t` `0` `10` `20` `30` `40` `50`
`K` `30,00` `32,50` `35,00` `37,50` `40,00` `42,50`
b

Het startgetal is de uitkomst bij `t=0` . Voor het hellingsgetal neem je een punt op de grafiek en je verhoogt de tijd met `1` stap, de kosten gaan dan € 0,25 omhoog. Het zal wel erg klein worden in je grafiek, dus misschien zet je liever een tijdstap van `10` minuten. Je gaat dan ook `10` keer het hellingsgetal omhoog.

c

Het startgetal wordt verlaagd en dus komt de hele grafiek `10` eenheden lager te liggen. De helling verandert niet!

d

Het hellingsgetal wordt verlaagd en dus gaat de hele grafiek iets minder steil omhoog lopen. Het startgetal verandert niet!

Opgave 2
a

Bedrijf A: `K = 9,90 + 0,25m`
Bedrijf B: `K = 0,36m`

b
aantal belminuten `m` `0` `50` `100`
`K` bedrijf A (euro) `9,90` `22,40` `34,90`
`K` bedrijf B (euro) `0,00` `18,00` `36,00`

Je krijgt twee rechte lijnen, één door `(0, 0)` en `(100, 36)` (bedrijf B) en één door `(0; 9,90)` en `(100; 34,90)` (bedrijf A).

c

Bij welk van beide bedrijven zijn de kosten recht evenredig met het aantal belminuten?

bedrijf A

bedrijf B

d

De grafiek is een rechte lijn, er komt per minuut een vast bedrag bij. Bij de grafiek van A is de richtingscoëfficiënt `0,25` en bij de grafiek van B is de richtingscoëfficiënt `0,36` .

e

Bedrijf A: `K = 9,90 + 0,25*85=31,15` euro.
Bedrijf B: `K = 0,36*85=30,60` euro.

De kosten bij bedrijf B zijn € 30,60 terwijl de kosten bij bedrijf A € 31,15 zijn.
Bedrijf B is dus goedkoper bij dit aantal belminuten.

Opgave 3
a

`50 - 0,25 *60 = 35` euro.

b

`50 - 0,25*200 = 0` euro
Ouders kozen voor zo'n abonnement opdat hun kinderen niet onbeperkt konden bellen (of internetten met de smartphone).

c

Dat de grafiek een rechte lijn is die steeds daalt.

d

De formule wordt dan: `B=50 -0,30a` .
De grafiek gaat dan nog steiler naar beneden lopen.

Opgave 4
a

Omdat de kaars gelijkmatig opbrandt: als hij twee keer zo lang brandt, dan is er een tweemaal zo lang stuk van de kaars opgebrand.

b

Na bijvoorbeeld `1` uur branden is de kaars `23,5`  cm en na `2`  uur branden is hij `22`  cm. Als de kaars twee keer zo lang brandt, is de kaarslengte niet twee keer zo groot of klein.

Of:

Omdat bij `t = 0` de lengte `25` cm is.

c

`L=25 -1,5t`

Opgave 5
a

Je zoekt punten waarvan je de coördinaten zo nauwkeurig mogelijk kunt aflezen of waarvan je de coördinaten weet, omdat ze gegeven zijn in de tekst. Bij voorkeur neem je één van de punten op de verticale as.

b

Je weet dan meteen het startgetal.

c

Door het verschil in temperatuur (op de verticale as) en hoogte (op de horizontale as) van beide afgelezen punten te berekenen. En daarna deel je het temperatuurverschil door het hoogteverschil.

d

`T = 20 - 6 * 1,5 = 11` °C.

e

`T = 15 - 6h`

Opgave 6
a

Als `x` van `2` naar `5` gaat, stijgt `y` van `10` naar `12` . Dat is `12-10=2` eenheden stijging per `5-2=3` stappen, dus `2/3` per stap.

Het hellingsgetal is `2/3` . De formule is daarom: `y=8 2/3+2/3x` .

b

Het hellingsgetal is `text(-)69/23=text(-)3` . De formule is daarom: `y=90 -3 x` .

Opgave 7
a

Het horizontale verschil tussen beide punten is `6 - 2 = 4` en het verticale verschil is `8 - 3 = 5` . Het hellingsgetal is daarom: `5/4 = 1 1/4` .

b

Als je `1` naar links gaat vanuit punt `A(2, 3)` , dan moet je `1 1/4` (het hellingsgetal) naar beneden om bij het bedoelde punt op de grafiek te komen. Je vindt dus het punt: `( 1 , 1 3/4 )` .

c

Je moet dan vanuit punt `A` twee roosterlijnen naar links, dus `2 * 1 1/4 = 2 1/2` naar beneden om het bedoelde punt te bereiken. De coördinaten van dit punt zijn `( 0 , 1/2 )` . Het startgetal is: `1/2` .

d

`y = 1/2 + 5/4x`

e

`text(-) 2 = 1/2 + 5/4 * text(-) 2` , dus de formule klopt.

Opgave 8
a

`k = 30,00 + 0,22m`

b
`t` `0` `10` `20` `30` `40` `50`
`K` `30,00` `32,20` `34,40` `36,60` `38,80` `41,00`
c

Als je geen internetbundel afsluit, betaal je € 0,05 per verbruikte MB. Stel dat je in een bepaalde maand 240 MB verbruikt. Is het dan goedkoper om een internetbundel af te sluiten of om te betalen per verbruikte MB?

internetbundel

betalen per verbruikte MB

Opgave 9
a

Bij welke van deze grafieken is `y` recht evenredig met `x` ?

grafiek I

grafiek II

grafiek III

b

`0,5`

c

Bij welke van deze grafieken is het hellingsgetal negatief?

grafiek I

grafiek II

grafiek III

d

Grafiek I: `y=0,5 x + 2` .
Grafiek II: `y=0,5 x` .
Grafiek III: `y=3 -2/3x` .

Opgave 10
a

Welke grafiek hoort bij de dikste kaars? Licht je antwoord toe.

grafiek I

grafiek II

b

Beide grafieken vormen een rechte lijn, ieder uur brandt er evenveel van de kaars op.

c

Bij grafiek I kun je aflezen dat het startgetal `30` is en het hellingsgetal `(text(-)30)/10=text(-)3` .
Bij grafiek II kun je aflezen dat het startgetal `25` is en het hellingsgetal `(text(-)10)/(6)=text(-)5/3` .

Grafiek I: `L=30 - 3t` .
Grafiek II: `L=25 - 5/3t` .

d

Je steekt beide kaarsen tegelijk aan. Welke kaars is het langst na vier branduren?

kaars I

kaars II

Opgave 11
a

Het verschil tussen `12` en `10` is `2` . Het verschil tussen `0` en `5` is `5` .

Het hellingsgetal is `2/5=0,4` . Het startgetal is `10` . De formule is daarom: `y=10 +0,4 x` .

b

Het hellingsgetal is `( text(-) 10)/5= text(-) 2` . Het startgetal is `10` . De formule is daarom: `y=10 -2 x` .

Opgave 12
a

Omdat je naast een vast bedrag per jaar een vast bedrag per m3 betaalt.

verbruik `v` (m3) `0` `50` `100` `150` `200`
kosten `K` in gebied A (euro) `36,00` `126,00` `216,00` `306,00` `396,00`
kosten `K` in gebied B (euro) `48,00` `125,50` `203,00` `280,50` `358,00`
b

Gebied A: `K=36 +1,80v`
Gebied B: `K=48 +1,55v`

c
d

Substitueer `v=120` in beide formules.
In gebied A zijn de kosten € 252,00 en in gebied B betaal je € 234,00.

e

In het gebied waar het hellingsgetal het kleinst is, dus in gebied B.

Opgave 13

Per iedere `200` m kabel gaat er evenveel van het gewicht af. Er is `800 - 650 =150` kg van af. Er zit nog viermaal `200` m op de haspel. Er gaat nog `4 *150 =600` kg van de haspel voor hij leeg is. De lege haspel weegt dus: `650 - 600 =50` kg.

Je kunt de opgave ook oplossen door een formule te maken van het lineaire verband tussen het gewicht `G` in kg van de kabelhaspel plus kabel en het aantal meters kabel `a` dat erop zit. De grafiek hierbij gaat door `(1000 , 800 )` en `(800 , 650 )` . Hiermee vind je `G=50 - 0,75 a` .

Opgave 14

Op een vliegveld ligt een horizontale rolloopband die `500` meter lang is.
De rolloopband heeft een snelheid van `4` km/h. Emma en Daan stappen tegelijk op de rolloopband.
Emma loopt met een snelheid van `6` km/h op de band, Daan staat stil op de rolloopband.
Hoeveel meter ligt Emma voor op Daan als ze aan het einde van de rolloopband is?

100 m

160 m

200 m

250 m

300 m

Opgave 15
a

Afschrijving, onderhoud, belasting, verzekering.

b

Benzineauto: € 0,14.
Dieselauto: € 0,05.

c

Benzineauto: `K=2400 +0,14 a` .
Dieselauto: `K=3800 +0,05 a` .

d

Benzineauto: € 4920,00.
Dieselauto: € 4700,00.

e

Doen. Vanaf `15556` km/jaar is de diesel voordeliger. (Bij deze aannames.)

Opgave 16

Eigen antwoord.

Opgave 17
a
`a` `0` `5` `10` `15` `20`
`K` `3,50` `14,75` `26,00` `37,25` `48,50`
b

`K = 3,50 + 2,25a`

Opgave 18
a

`y=2x+6`

b

`y=6 - 0,5 x`

c

`y=2,4 x`

d

`y=10`

verder | terug