Los de vergelijkingen op.
`text(-)6 k + 55 = 4 k - 25`
`12 - 4 x = 36 + 2 x`
`1/3 x - 25 = 16 + 1/2 x`
`5 ( 4 - 2 x ) = 5 x - ( 3 + x )`
Los de vergelijkingen op.
`(3a*3)/3 + 2,5 = 1 /2 a - 3,5`
`1/6q + 2q = 3q - 0,5 + 7 `
`p(3 - 1) + 2 * 1/6p = 15 p + 30`
Je ziet de grafieken van twee lineaire verbanden, aangegeven met `y_1` en `y_2` .
Los op: `y_1 = y_2`
Los op: `y_1 gt y_2` .
Controleer je antwoord bij b voor enkele waarden van `x` .
Voor de jaarlijkse kosten `K` (euro) voor het waterverbruik `v` (m3) in twee gebieden A en B gelden de formules:
gebied A: `K = 36 + 1,80v`
gebied B: `K = 48 + 1,55v`
Schrijf bij de volgende vragen steeds de bijbehorende ongelijkheid op en los deze vergelijking op. Geef je antwoord in m3 nauwkeurig.
Bij welk verbruik zijn de kosten in gebied A lager dan in gebied B?
Bij welk verbruik zijn de kosten in gebied B hoger dan € 200?
De temperatuur boven het aardoppervlak hangt onder andere af van de hoogte waarop
je je bevindt. Vooral voor bergbeklimmers is het belangrijk om te weten dat elke stijging
van
`100`
m een daling van de temperatuur van ongeveer 0,6 °C betekent.
Twee bergbeklimmers meten een temperatuur van 16 °C.
Welke temperatuur meten zij als ze nog `120` m omhoog klimmen?
Het aantal meters dat ze omhoog gaan, kun je `h` noemen. Welke formule geeft dan het verband weer tussen temperatuur `T` in °C en `h` ?
Welke ongelijkheid hoort er bij de vraag: "Na hoeveel meter stijgen komt de temperatuur die ze meten, onder het vriespunt?"
Los de ongelijkheid bij c op. Geef je antwoord in tientallen meters nauwkeurig.
Twee auto's rijden elkaar op de snelweg tegemoet. Op een zeker moment zijn ze nog `120` km van elkaar verwijderd. Auto A rijdt met een snelheid van `115` km/h en auto B met een snelheid van `105` km/h.
Na hoeveel tijd passeren ze elkaar? Geef je antwoord in seconden nauwkeurig.