Lineair en hyperbolisch > Lineaire vergelijkingen
123456Lineaire vergelijkingen

Uitleg

De productie van een nieuw soort verf kost € 3,50 per liter. Verder zijn de vaste kosten (machines, gebouwen, enzovoort) berekend op € 24000. De fabrikant van deze verf wil de verf verkopen voor € 7,20 per liter.
Hoeveel liter moet hij verkopen om winst te gaan maken?

Je begint met het opstellen van de formules voor de kosten en de opbrengst.

De productiekosten `K` hangen af van het geproduceerde aantal liters `a` : `K=24000 +3,50a`
Als alle geproduceerde verf verkocht wordt, hangt de opbrengst `R` ook van `a` af: `R=7,20a`

Om winst te maken, moet de opbrengst hoger zijn dan de kosten, dus `R > K` . Vul je voor `R` en `K` de betreffende formules in, krijg je een lineaire ongelijkheid:

`7,20a > 24000 + 3,50a`

Om de vraag te beantwoorden: "Hoeveel liter moet hij verkopen om winst te gaan maken?" moet je deze lineaire ongelijkheid oplossen. Daarvoor los je eerst de bijbehorende lineaire vergelijking op:

`7,20a=24000 +3,50a`

Voor zo'n vergelijking gebruik je de balansmethode:

`7,20a` `=` `24000 +3,50a`
beide zijden `- 3,50a`
`3,70a` `=` `24000`
beide zijden delen door `3,70`
`a` `=` `24000/(3,70) ≈ 6486,5`

Als je ervan uitgaat dat de fabrikant alleen hele liters verkoopt, zijn de opbrengsten bij een verkoop van `6487` liter gelijk aan de kosten. Wordt er meer verkocht, worden de opbrengsten groter dan de kosten. Dan maakt de fabrikant dus winst. De oplossing van de lineaire ongelijkheid `7,20a>24000 +3,50a` is dus `a>6486,5` .

Opgave 1

Bekijk het probleem in de Uitleg . Er wordt gesteld dat je de vergelijking `7,20a=24000 +3,50a` kunt oplossen met de balansmethode.

a

Waarom hoort bij de aan het begin van de uitleg gestelde vraag een ongelijkheid?

b

De oplossing van het probleem is dat het aantal geproduceerde liters `6487`  liter of meer zou moeten zijn. Ga na dat bij `6487` liter inderdaad winst wordt gemaakt en bij `6486` niet.

Opgave 2

Bij het oplossen van vergelijkingen en ongelijkheden bij lineaire verbanden speelt de balansmethode een grote rol. Die moet je goed beheersen. Los de vergelijkingen op met de balansmethode.

a

`15 a+38 =10 a+53`

b

`5 a-36 =text(-)96 -3 a`

c

`25 g-150 =18 g`

d

`15200 +0,8 x=8400 +2 x`

Opgave 3

Voor de productie van een nieuw soort verf geldt dat de kosten per liter € 4,00 bedragen. De vaste kosten zijn € 21000,00. De fabrikant verkoopt zijn verf voor € 6,40 per liter.

a

Stel de formule op voor de productiekosten `K` en de opbrengst `R` voor wanneer alle verf wordt verkocht. Beide variabelen zijn afhankelijk van het aantal verkochte liters verf `a` .

b

Hoeveel liter moet de fabrikant verkopen voordat hij winst gaat maken?

verder | terug