Lineair en hyperbolisch > Lineaire vergelijkingen
123456Lineaire vergelijkingen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

K = 24000 + 3,50 a euro.

b

R = 7,20 a euro.

c

Bij de formule voor de opbrengst. (Waarom ook alweer...?)

d

Om winst te maken moet de opbrengst groter zijn dan de kosten.

e

Eigen antwoord. Zie de Uitleg .

Opgave 1
a
7,20 a = 24000 + 3,50 a
beide zijden 3,50 a
3,70 a = 24000
beide zijden / 3,70
a = 24000 / 3,70 6486
b

Bij winst moet de opbrengst niet gelijk zijn aan de productiekosten, maar juist groter.

c

a = 6487 geeft R = 46706,40 en K = 46704,50 dus is dan inderdaad R > K .
a = 6486 geeft R = 46699,20 en K = 46701,00 dus is dan R < K .

Opgave 2
a
15 a + 38 = 10 a + 53
beide zijden 10 a
5 a + 38 = 53
beide zijden 38
5 a = 15
beide zijden / 5
a = 15 / 5 = 3

Contrôle: 15 3 + 38 = 10 3 + 53 klopt. (Links en rechts van het isgelijkteken komt er 83 uit.)

b
5 a 36 = -96 3 a
beide zijden + 3 a
8 a 36 = -96
beide zijden + 36
8 a = -60
beide zijden / 5
a = -60 / 8 = -7,5

Contrôle: 5 -7,5 36 = -96 3 -7,5 klopt. (Links en rechts van het isgelijkteken komt er -73,5 uit.)

c
25 g 150 = 18 g
beide zijden + 150
25 g = 18 g + 150
beide zijden 18 g
7 g = 150
beide zijden / 7
g = 150 / 7 = 150 7

Contrôle: 25 150 7 150 = 18 150 7 klopt. (Links en rechts van het isgelijkteken komt er 2700 7 uit.)

c
15200 + 0,8 x = 8400 + 2 x
beide zijden 15200
0,8 x = -6800 + 2 x
beide zijden 2 x
-1,2 x = -6800
beide zijden / -1,2
x = -6800 / -1,2 = 5666 2 3

Contrôle: 15200 + 0,8 5666 2 3 = 8400 + 2 5666 2 3 klopt. (Links en rechts van het isgelijkteken komt er 19733 1 3 uit.)

Opgave 3
a

Beide grafiek dalen vanaf t = 0 .

b

Doen. Als het goed is vind je dezelfde formules als in het voorbeeld.

c

4 9 deel van een uur is 26 2 3 minuten, dus 26 minuten en 40 seconden.

d

4 uur en 26 minuten, dus in totaal 266 minuten.

Opgave 4

Stel bij elke grafiek een formule op:

  • kaars I: L = 20 t

  • kaars II: L = 30 2,5 t

Beide kaarsen zijn even lang als: 20 t = 30 2,5 t . Oplossen geeft:

20 t = 30 2,5 t
beide zijden 20
- t = 10 2,5 t
beide zijden + 2,5 t
1,5 t = 10
beide zijden / 1,5
x = 10 / 1,5 = 6 2 3

Kaars I is langer dan kaars twee als beide kaarsen meer dan 6 uur en 40 minuten hebben gebrand.

Opgave 5

Lijn l: y = 75 5 x
Lijn m: y = 42 + 2 x

75 5 x = 42 + 2 x
-5 x = -33 + 2 x
-7 x = -33
x = 33 / 7 = 4 5 7

Het gevraagde snijpunt is ( 4 5 7 , 51 3 7 ) .

Opgave 5
a

Beide zijden van de vergelijking worden met 6 vermenigvuldigd om alle breuken in één keer kwijt te raken.

b

Beide zijden 5 x en beide zijden + 30 x . De volgorde is onbelangrijk.

c

Links van het isgelijkteken: 6 ( x 12 ) = 6 + -1 ( x 12 ) = 6 + -1 x -1 12 = 6 x + 12 .
Rechts van het isgelijkteken: 3 ( 12 3 x ) = 3 12 3 3 x = 36 9 x .

d

2,25 invullen in de oorspronkelijke vergelijking met de haakjes moet aan beide zijden hetzelfde getal opleveren.

Opgave 6
a

Beide zijden met 6 vermenigvuldigen en je krijgt 2 a + 20 = 60 zodat 2 a = 40 en a = 20 .

b

Haakjes uitwerken geeft 6 1 2 p = 2 p 27 en dus 12 p = 4 p 54 zodat 5 p = 66 en p = 13,2

c

Haakjes uitwerken geeft -3 x + 1 = 7 en daaruit vind je x = -2 .

d

Beide zijden met 10 vermenigvuldigen geeft 2 t 8 = 20 5 t zodat 7 t = 28 en    t = 4

Opgave 7

Kies telkens een nieuwe vergelijking en los deze stap voor stap op.

Opgave 8
a
4500 15 g = 600
-15 g = -3900
g = -3900 / -15 = 260
b
12 4 x = 36 + 2 x
12 6 x = 36
-6 x = 24
x = 24 / -6 = -4
c
-6 k + 55 = 4 k 25
-6 k = 4 k 80
-10 k = -80
k = -80 / -10 = 8
d
4000 + 14,5 g = 12000 10,5 g
14,5 g = 8000 10,5 g
25 g = 8000
g = 8000 / 25 = 320
Opgave 9
a
x 3 25 = 16
x 75 = 48
x = 123
b
1 3 x 25 = 16 + 1 2 x
2 x 150 = 96 + 3 x
2 x = 246 + 3 x
-1 x = 246
x = 246 / -1 = -246
c
5 ( 4 2 x ) = 5 x ( 3 + x )
20 10 x = 4 x 3
-14 x = -23
x = -23 / -14 = 23 14
d
6 x 3 = 2 ( 4 x )
6 x = 6 ( 4 x )
6 x = 24 6 x
5 x = 18
x = 18 / 5
Opgave 10
a

Je moet nu eerst formules opstellen voor beide lineaire verbanden: y 1 = 3 x en y 2 = 1,25 x .
En dan los je met de balansmethode op: 3 x = 1,25 x . Dit geeft: x = 1 1 3 .

b

Bekijk de grafieken. Je vindt: x > 1 1 3

c

Kies zelf een paar waarden voor x en vul ze in.

Opgave 11
a

16 1,20 0,6 = 15,28 , dus ze meten ongeveer 15,3 °C.

b

T = 16 0,006 h

c

16 0,006 h < 0

d

16 0,006 h 0 0 geeft h = 2666 2 3 , dus het antwoord is h > 2660 m (dat betekent: groter dan 2660 m dus vanaf 2670 m).

Opgave 12
a

Ongelijkheid: 36 + 1,80 v < 48 + 1,55 v .
De bijbehorende vergelijking 36 + 1,80 v = 48 + 1,55 v heeft als oplossing v = 48 m3. Dus zijn de kosten in A kleiner dan in B als v < 48 m3.

b

Ongelijkheid: 48 + 1,55 v > 200 .
De bijbehorende vergelijking 48 + 1,55 v = 200 heeft als oplossing (afgerond) v = 98 m3. Dus zijn de kosten in B groter dan € 200 als v > 98 m3.

Opgave 14

De tijd is t (in uren) en de afstand tot de positie van auto A op t = 0 is a.
Voor auto A geldt dan a = 115 t en voor auto B geldt dan a = 120 105 t . Deze afstanden zijn even groot als 115 t = 120 105 t , dus als t = 120 235 uur. Dat is 30 minuten en 38 seconden.

Opgave 13Benzine of diesel
Benzine of diesel
a

2400 + 0,14 a > 3800 + 0,05 a

b

De bijbehorende vergelijking 2400 + 0,14 a = 3800 + 0,05 a heeft als oplossing a = 15555 5 9 . Dus de ongelijkheid heeft als oplossing a > 15555 5 9

c

Een heel nauwkeurige schatting van het aantal km waarbij hij voordeliger in een dieselauto kan rijden is zinloos, want niemand weet precies vooraf hoeveel km je in een jaar gaat rijden. Dus het antwoord zou moeten zijn: vanaf ongeveer 16.000 km per jaar kan hij beter de dieselauto aanschaffen, als hij daar onder blijft is de auto op benzine voordeliger.

Opgave 14Gastank inbouwen?
Gastank inbouwen?
a

K g = 1450 + 0,025 a

b

K b = 0,08 a

c

1450 + 0.025 a = 0.08 a geeft a 26364 . Dus grofweg na 26.400 km.

verder | terug