De productie van een nieuw soort verf kost
€
3,50 per liter. Verder zijn er vaste kosten (machines, gebouwen, etc.). Voor de productie
van deze verf zijn die berekend op
€
24000,00.
De fabrikant van deze verf wil ze verkopen voor
€
7,20 per liter.
Hoeveel liter moet hij verkopen om winst te gaan maken?
Je kunt dit probleem oplossen door een vergelijking op te stellen...
De productiekosten hangen af van het geproduceerde aantal liter : .
Als hij alle geproduceerde verf verkoopt, hangt de opbrengst ook af van : .
Dan zijn opbrengst en kosten gelijk als .
Omdat hier twee lineaire verbanden worden vergeleken is dit een lineaire vergelijking. Zo'n vergelijking kun je oplossen met de balansmethode. Dit levert op .
Er wordt winst gemaakt bij een verkoop van liter of meer. Dit is de oplossing van de lineaire ongelijkheid
Bekijk het probleem in de
Hier zie je een onvolledig uitwerking daarvan. Maak deze uitwerking volledig.
beide zijden
|
|||
beide zijden
|
|||
Waarom hoort bij aan de het begin van de uitleg gestelde vraag eigenlijk een ongelijkheid?
De oplossing van het probleem is dat het aantal geproduceerde liters liter of meer zou moeten zijn. Ga na dat bij liter inderdaad winst wordt gemaakt en bij niet.
Bij het oplossen van vergelijkingen en ongelijkheden bij lineaire verbanden speelt de balansmethode een grote rol. Die moet je goed beheersen. Los de volgende vergelijkingen op die manier op en controleer de oplossing.