De heer Rabiat rijdt elke werkdag `60` km naar zijn bedrijf. Omdat hij bijna de hele weg op de autosnelweg rijdt, heeft hij vrijwel voortdurend dezelfde snelheid.
Hoeveel minuten reistijd heeft hij als hij `100` km per uur rijdt?
Hoeveel minuten reistijd heeft hij als hij `80` km per uur rijdt?
Waarom is de reistijd `t` in minuten omgekeerd evenredig met de rijsnelheid `v` in km/h? Stel een bijpassende formule op.
Donderdag heeft de heer Rabiat `30` minuten over de terugreis van zijn bedrijf naar huis gedaan. Hoe hard heeft hij gereden?
Lotte geeft voor haar verjaardag een feestje. Ze koopt `120` flessen frisdrank van `2,5` liter (L) ( `2500` milliliter (mL)). Uit ervaring blijkt dat elke gast gemiddeld `400` milliliter frisdrank per uur drinkt.
Stel ze nodigt `70` mensen uit, hoelang duurt het dan voordat alle flessen leeg zijn?
Stel ze wil dat het feestje minimaal `5` uur doorgaat. Hoeveel mensen kan ze dan uitnodigen?
Stel de formule op voor het aantal uur dat het feest door kan gaan met `t` (uur) afhankelijk van `q` (het aantal gasten).