Lineair en hyperbolisch > Hyperbolische verbanden
123456Hyperbolische verbanden

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`16 /120 =2/15` uur en dus `8` minuten. Daar komt nog `5` minuten bij voor het tanken, totaal dus `13` minuten.

b

`16 /60 =4/15` uur en dus `16` minuten. Daar komt nog `5` minuten bij voor het tanken, totaal dus `21` minuten.

c

Als de snelheid twee keer zo groot wordt, wordt de reistijd niet gehalveerd.

d

Het tanken kost `5/60=1/12` uur. Een mogelijke formule is `t=16/v+1/12` .

Opgave 1
a

`32 /80 *60 +5 =29` minuten.

b

`32 /40 *60 +5 =53` minuten.

c

Als `v` twee keer zo groot wordt (van `40` km/h naar `80` km/h) dan wordt `t` niet gehalveerd.

d
`v` 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120
`t` 197 101 69 53 43,4 37 32,4 29 26,3 24,2 22,5 21
e

Je reistijd wordt dan heel erg groot. De grafiek gaat dus in de buurt van de verticale `t` -as heel sterk omhoog.

f

Je reistijd benadert dan de `5` minuten. De grafiek gaat dus voor grote waarden van `v` vlak boven de horizontale asymptoot `v=5` lopen.

Opgave 2
a

Bijvoorbeeld `x=2` geeft `y=1/2+2 =2,5` dus (2; 2,5) voldoet aan de formule. Controleer zo ook de andere twee punten.

b

Als `x=100` , is `y=2,01` .
Als `x=100000` , is `y=2,00001` .

c

Als `x=0,01` , is `y=102` .
Als `x=0,00001` , is `y=10002` .

d

`3 = c/2+2` geeft `c/2 = 1` en `c=2` .

e

Delen door `0` geeft geen reële uitkomst. Dat geldt voor alle waarden van `d` .

f

De grafiek wordt naar boven of beneden (dus in de `y` -richting) verschoven.

Opgave 3
a

Een hyperbolisch verband.

b

Maak een grafiek bij deze tabel. Laat de `k` -as lopen van `0` tot en met `0,20` .

`a` `0` `100` `200` `300` `400` `500` `600` `700` `800` `900` `1000`
`k` - `0,140` `0,090` `0,073` `0,065` `0,060` `0,057` `0,054` `0,053` `0,051` `0,050`
c

Je vindt met behulp van de tabel bij c, dat `k=0,06` als `a=500` . Het antwoord wordt `a gt 500` .

d

Eerst aan beide zijden van het isgelijkteken `0,04` aftrekken: `10/a=0,02` .
Hieruit volgt: `a= 10/(0,02)=500` .

Opgave 4
a

`K=32000/a+5,60`

b

`K=32000/10000+5,60 =8,80` euro.

c
`6,00` `=` `32000/a+5,60`
`0,40` `=` `32000/a`
`a` `=` `(32000)/(0,40)`
`a` `=` `80000`

Op grond van een schets van de grafiek geldt `a > 80000` .

Opgave 5
a

`k = 0,45 + 55/q`

b
`0,45 + 55/q` `=` `0,88`
`55/q` `=` `0,43`
`q` `=` `55/(0,43) ~~ 127,91` km.
Opgave 6
a
`600/x + 10 ` `=` `22`
`600/x ` `=` `12`
`x ` `=` `600/12=50`
b

`k = (180)/(4,5) = 40`

c
`4 + 4400/ (x - 20) ` `=` ` 15`
`4400/ (x - 20) ` `=` ` 11`
`x - 20 ` `=` ` 4400/11 = 400`
`x ` `=` ` 420`
d
`(2 p - 50) /1500 - 0,4 ` `=` ` 0,1`
`(2 p - 50) /1500 ` `=` ` 0,5`
`2p - 50 = 1500 * 0,5 ` `=` ` 750`
`2p` `=` `750+50=800`
`p ` `=` ` 400`
Opgave 7
a

De grafiek wordt een hyperbool door `(10, 101)` en `(100; 14,6)` .

Teken ook de horizontale lijn `y=17` . Bij het snijpunt vind je de gevraagde waarde van `v` .

b

`960/v = 12` geeft `v = 960/12 = 80` .

c

`v gt 80`

Opgave 8
a

`K = 150/a + 0,02`

b

Als je `a` verdubbelt (bijvoorbeeld van `1000` naar `2000` ) dan wordt `K` niet gehalveerd ( `K` gaat dan van `0,17` naar `0,095` ).

c
d

Eerst los je `150/a + 0,02 = 0,05` op. Dit geeft `150/a = 0,03` en dus `a = 5000` .
Nu kijk je in je grafiek en je vindt `a > 5000` . Dus bij meer dan `5000` kopieën is de school uit de kosten.

Opgave 9
a

`2400/x = 3,2` geeft `x = 2400/3,2 = 750` .

b

`50/x = 250` geeft `x = 50/250 = 0,2` .

c

`(t - 15) /300 = 1,3` geeft `t - 15 = 390` en dus `t = 405` .

d

`d - 5 = 800/50 = 16` en dus `d = 21` .

Opgave 10

Grafiek I: `y_2 = 6 - 0,5 x`
Grafiek II: `y_3 = 3/x + 1`
Grafiek III: `y_1 = 4/x`
Grafiek IV: `y_4 = 0,2 x + 4`

Opgave 11
a
b

Je vindt `(2,6; 3,6)` en `(text(-)1,6; text(-)0,6)` .

c

De twee oplossingen zijn: `x≈ text(-) 1,6` en `x≈2,6` .

d

De oplossingen zijn `x lt text(-) 1,6` en `0 lt x lt 2,6` (dit betekent: `x` ligt tussen `0` en `2,6` ).

Opgave 12
a
`2 -4/x` `=` `8`
`4/x` `=` `text(-) 6`
`x` `=` `4/( text(-) 6) = text(-) 2/3`
b
`80/ (2 -0,5 x) ` `=` `10`
`2 -0,5 x` `=` `8`
`text(-) 0,5x` `=` `6`
`x` `=` `text(-) 12`
c
`5 +25/(x^2)` `=` `6`
`25/(x^2)` `=` `1`
`x^2` `=` `25`
`x` `=` `5 text( of ) x= text(-) 5`
d
`20/( text(-) 0,25 x)` ` =` `10`
`text(-) 0,25x` `=` `2`
`x` `=` `text(-) 8`
Opgave 13
a

Uit de gegeven horizontale asymptoot volgt `d=5` .
Dan `(2, 7)` invullen geeft `c/2 + 5 = 7` en dus `c=4` .

`x=10` invullen in de formule `y=4/x+5` geeft: `y=4/10+5=5,4` .
Bij `x = 10` hoort `y = 5,4` .

b

Je vult nu beide punten in de formule `y = c/x + d` in:

`(2, 9)` geeft: `9 = c/2 + d`

`(4, 8)` geeft: `8 = c/4 + d`

Beide vergelijkingen van elkaar aftrekken geeft:

`c/4 = 1` dus `c = 4`

En daaruit kun je `d` afleiden, bijvoorbeeld met het punt `(2, 9)` :

`9 = 4/2 + d` dus `d = 7`

De complete formule wordt: `y = 4/x + 7`
Bij `x = 10` hoort `y = 7,4` .

Opgave 14
a

`k=0,14 +2400/a`

b

Los op `0,14 +2400/a=0,19` .
Dit geeft `a=48000` . Dus je moet meer dat `48000` km per jaar rijden om uit de kosten te komen als je een benzineauto hebt.

c

`k=0,05 +3800/a`

d

Los op `0,05 +3800/a=0,19` .
Dit geeft `a≈27183` . Dus je moet meer dat `27182` km per jaar rijden om uit de kosten te komen als je een dieselauto hebt.

Opgave 15Evenredig met een kwadraat
Evenredig met een kwadraat
a

Maak een grafiek bij deze tabel.

`x` `text(-)3` `text(-)2` `text(-)1` `0` `1` `2` `3`
`y` `9` `4` `1` `0` `1` `4` `9`
b

Werk online met de GeoGebra calculator.

c

De grafiek houdt steeds de vorm van een "kommetje" of een "bultje" (als `c` negatief is). Behalve wanneer `c=0` , dan valt je grafiek samen met de `x` -as.
(Bij het onderwerp Kwadratische verbanden zul je meer leren over dergelijke grafieken.)

d

Maak een grafiek bij deze tabel.

`x` `text(-)4` `text(-)2` `text(-)1` `text(-)0,5` `text(-)0,25` `0` `0,25` `0,5` `1` `2` `4`
`x` `0,0625` `0,25` `1` `4` `16` `0` `16` `4` `1` `0,25` `0,0625`
e

Gebruik de GeoGebra calculator.

f

De grafiek houdt steeds een vergelijkbare vorm (als `c` negatief is komen beide "punten" naar beneden te liggen). Behalve wanneer `c=0` , dan valt je grafiek samen met de `x` -as.

Opgave 16
a

€ 14,17 per persoon

b

`K = 2,50 + 3500/q`

c

De kaartjes moeten € 12,88 kosten.

Opgave 17
a

`x = 40`

b

`t = 1045`

d

`p = 7` .

verder | terug