Lineair en hyperbolisch > Hyperbolische verbanden
123456Hyperbolische verbanden

Uitleg

Je rijdt weer op de Afsluitdijk, die `32` km lang is. Je stapt dit keer onderweg `5` minuten uit om van het uitzicht te genieten. Bereken je nu de reistijd bij verdubbeling van de snelheid, zie je het volgende:

  • Bij een snelheid van `120` km/h ben je `32 /120 *60 +5 =21` minuten onderweg.

  • Bij een snelheid van `60` km/h ben je `32 /60 *60 +5 =37` minuten onderweg.

Nu betekent verdubbeling van de snelheid geen halvering van de reistijd. Snelheid en reistijd zijn niet omgekeerd evenredig.
Je ziet dat je de reistijd `t` in minuten kunt berekenen door de afstand van `32`  km te delen door de snelheid `v` (km/h), met `60` te vermenigvuldigen en ten slotte nog `5` bij de uitkomst op te tellen:

`t=32/v*60 + 5 = 1920/v+5`

Je spreekt van een hyperbolisch verband.

Voor snelheden dicht bij `0` wordt de reistijd heel erg groot. Voor hele grote snelheden komt de reistijd in de buurt van de `5` minuten.

De grafiek nadert naar de `y` -as (de verticale asymptoot) en naar de horizontale lijn `t=5` (de horizontale asymptoot).

Opgave 1

Je rijdt `32` km over de snelweg en je stopt onderweg `5` minuten om te tanken.

a

Hoeveel minuten doe je over deze `32` km als je `80` km/h rijdt?

b

Hoeveel minuten doe je daarover als je `40` km/h rijdt?

c

Leg met behulp van je antwoorden bij a en b uit waarom nu de reistijd `t` en de constante snelheid `v` niet omgekeerd evenredig zijn.

d

Teken een grafiek van `t=1920/v+5` . Maak eerst een tabel met voor `v` de waarden `10` , `20` , ..., `120` .

e

Wat betekent het voor de reistijd als je snelheid bijna `0` wordt? Wat betekent dit voor de grafiek?

f

Wat betekent het voor de reistijd als je snelheid heel groot wordt? Wat betekent dit voor de grafiek?

Opgave 2

Elk hyperbolisch verband heeft de vorm `y=c/x+d` waarin `c` en `d` constanten zijn. Je kunt deze constanten aanpassen en bijpassende grafieken maken. Gebruik eventueel de applet in het Practicum .

a

Neem `c=1` en `d=2` . De grafiek gaat door de punten `(1, 3 )` , `(2; 2,5 )` en `(0,5; 4 )` . Laat zien dat deze punten ook aan de formule voldoen.

b

Welke waarde heeft `y` als `x=100` ?
En als `x=100000` ?

c

Welke waarde heeft `y` als `x=0,01` ?
En welke als `x=0,00001` ?

Voor verschillende waarden van `c` en `d` krijg je verschillende grafieken. Het zijn allemaal hyperbolen. Neem `d=2` .

d

Bij welke waarde van `c` gaat die hyperbool door het punt `(2, 3 )` ?

e

Waarom hebben al deze grafieken geen punt met `x=0` ? Geldt dit ook voor andere waarden van `d` ?

Neem nu `c=1` .

f

Wat gebeurt er met de grafiek als `d` verandert?

verder | terug