Bij grafiek I, want deze grafiek is een rechte lijn door de oorsprong van het assenstelsel.
`c = 1,5`
Ook tien keer zo groot. Bij `x` geldt: `y = 1,5*x = 1,5x` en bij `10x` geldt: `y = 1,5*10x = 15x` en dat is ook een tien keer zo grote `y` -waarde.
Beide grafieken zijn rechte lijnen.
Het hellingsgetal is `c = text(-)0,5` en een bijpassende formule is `y = 4,5 - 0,5x` .
`4,5 - 0,5*41 = text(-)16` , dus dit punt ligt inderdaad op grafiek II.
`1,5x = 4,5 - 0,5x`
Schrijf de uitwerking netjes op. Je vindt: `x = 2,25` .
Laat weer duidelijk de berekening zien. Je vindt: `(2,25 ; 3,375)` .
Je oefent jezelf met AlgebraKIT.
Je weet dan het snijpunt van beide grafieken. Daarna kun je aan de grafieken zien aan welke kant van dit snijpunt `y_1 < y_2` .
De
`x`
-waarde van het snijpunt is:
`x=2,25`
.
Aan de grafieken zie je nu dat de oplossing van de ongelijkheid
`x < 2,25`
is.
Als de waarde van `x` bijvoorbeeld twee keer zo groot wordt, dan wordt de waarde van `y` gehalveerd, dus door twee gedeeld.
`(16 ; 0,5)`
`x = 16` geeft `y = 8/16 = 0,5` , dus `(16 ; 0,5)` .
`(0,25 ; 32 )` ; schrijf ook de bijbehorende vergelijking op en hoe je die oplost.
De grafiek gaat dan steeds dichter bij de `x` -as lopen zonder deze ooit te raken. De `x` -as is de horizontale asymptoot van de grafiek.
De grafiek gaat dan steeds dichter bij de `y` -as lopen zonder deze ooit te raken. De `y` -as is de verticale asymptoot van de grafiek.
Bij negatieve waarden van `x` krijg je dezelfde uitkomsten als bij positieve `x` -waarden, maar dan negatief. De complete grafiek bestaat dus uit twee stukken die elkaar spiegelbeeld zijn bij spiegeling in `O(0 , 0)` .
Maak eerst een tabel. Zie figuur. Het is een hyperbolisch verband.
`x = 16` geeft `y = 8/16 + 2 = 2,5` , dus `(16 ; 2,5)` .
`(0,25 ; 34)` ; schrijf ook de bijbehorende vergelijking op en hoe je die oplost.
De grafiek gaat dan steeds dichter bij de lijn `y = 2` lopen zonder deze ooit te raken. De lijn `y=2` is de horizontale asymptoot van de grafiek.
De grafiek gaat dan steeds dichter bij de `y` -as lopen zonder deze ooit te raken. De `y` -as is de verticale asymptoot van de grafiek.
Je krijgt eerst `8/x = 3` en dit geeft `x = 8/3 = 2 2/3` .
Alle `x` -waarden waarvoor geldt `x gt 0` en `x lt 2 2/3` .
Tweemaal zo lang regenen geeft een tweemaal zo grote waterhoogte, omdat de waterhoogte gelijkmatig stijgt (elke minuut evenveel).
`h = 0,6t`
De grafiek wordt een rechte lijn door `O(0 , 0)` en `(10 , 6)` .
`0,6`
`0,6t` | `=` | `20` | |
`t` | `=` | `20/(0,6)=33 1/3` |
Na `33 1/3` minuten.
`h = 21 + 0,55t`
De grafiek wordt een rechte lijn door `(0 , 21)` en `(10 ; 26,5)` .
De grafiek van `h` gaat niet door de oorsprong van het assenstelsel.
`0,55`
Het hellingsgetal wordt kleiner.
`21 + 0,55t` | `=` | `50` | |
`0,55t` | `=` | `29` | |
`t` | `=` | `29/(0,55) ~~ 52,7` |
Dus bijna `53` minuten.
`5(x - 6) = 36 - (4 - x)` geeft `5x - 30 = 32 + x` en `4x = 62` , zodat `x = 15,5` .
`2/3 t - 4 = (2t - 5)/6` geeft `4t - 24 = 2t - 5` en `2t = 19` , zodat `t = 9,5` .
`32/(x^2) + 10 = 12` geeft `32/(x^2) = 2` en `x^2 = 16` , zodat `x = 4` of `x = text(-)4` .
Teken de grafieken van `y_1 = 6 - 2x` en `y_2 = 0,5x - 1` in één figuur.
Los de bijbehorende vergelijking op:
`6 - 2x` | ` =` | `0,5x - 1` | |
`6` | `=` | `2,5x - 1` | |
`7` | `=` | `2,5x` | |
`x` | `=` | `2,8` |
De oplossing van de ongelijkheid lees je uit de grafiek af: `x gt 2,8` .
Bij
`5000`
kopieën: € 0,50.
Bij
`25000`
kopieën: € 0,10.
Bij vijf keer zo veel kopieën wordt de prijs per kopie vijf keer zo laag.
`B = 2500/a + 0,05`
Het is een hyperbolisch verband met als horizontale asymptoot `B = 0,05` en als verticale asymptoot de `B` -as.
`2500/a+0,05` | `=` | `0,20` | |
`2500/a` | `=` | `0,15` | |
`2500/(0,15)` | `=` | `a` | |
`a` | `=` | `16666 2/3` |
Dus bij `16667` kopieën of meer is de school uit de kosten.
Je krijgt en .
Je krijgt en .
Je krijgt en .
Je krijgt en , dus of .
Het hellingsgetal is
`(text(-)10)/2 = text(-)2`
dus het wordt
`y = text(-)2x + b`
.
Vul één van beide punten in en je krijgt
`b = 56`
.
Dus:
`y = text(-)2x + 56`
.
Als `y = 10` de horizontale asymptoot is, is `b = 10` , dus `y = c/x + 10` .
Vervolgens `A(20, 16)` invullen:
`16` | `=` | `c/20 + 10` | |
`6` | `=` | `c/20` | |
`c` | `=` | `20*6` | |
`c` | `=` | `120` |
Dus `y = 120/x + 10` .
`y = 1000/x - 34`
Vanaf `40000` m3 betaal je minder per kubieke meter gas.
Vaste kosten per jaar: € 80.
Prijs per m3:
`(40880 - 80)/40000 = 1,02`
, dus € 1,02.
Prijs per m3 boven de `600` m3: `(60080 - 40880)/(60000 - 40000) = 0,96` , dus € 0,96.
Formule: `K = 0,96*a + 2480` , dus het vastrecht is voor de grootverbruiker € 2480 per jaar.
`K = 0,96*a + 2480 = 80000` geeft `a = 80750` .
Als `a gt 80750` m3 per jaar.
In het centrum is `r=0` . Dus is `k = 1 + 100/20 = 6` .
`k = 1 + 100/45 = 3,2`
Bij `1` . Als de afstand heel groot wordt, oneindig groot, is een beving niet meer te voelen. Dan wordt de term met de breuk `0` . Blijft altijd de eerste term over, onafhankelijk van de afstand.
Maak een grafiek bij deze tabel.
`r` | `0` | `5` | `10` | `15` | `20` |
`k` | `6` | `3,2` | `1,8` | `1,4` | `1,2` |
`1 + 100/(r^2 + 20) = 1,1` geeft `r ≈ 31,3` . Dus meer dan `31,3` km.