Exponentiële verbanden > Groeifactoren
123456Groeifactoren

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a
tijd (in uren) `0` `1` `2` `3` `4` `5` `6` `7` `8` `9` `10`
lengte kaars (in cm) `30` `27` `24` `21` `18` `15` `12` `9` `6` `3` `0`
b

Na `10` uur.

Opgave V2
a

`750/100*1,4=10,50` euro.

b

`750+10,50=760,50` euro.

c

`760,50/100*1,4=10,65` euro.

d

Omdat je eerst `1,4` % van € 750,00 kreeg. Maar het jaar erop krijg je ook nog eens `1,4` % rente op de rente van het jaar ervoor, dus ook op die € 10,50. Daarom is het iets meer.

Opgave 1
a

`1600+2*400=2400` , dus €2400,00.

b

Over 1 jaar: `1600 + 0,25 * 1600 = 2000` .
Over 2 jaar: `2000 + 0,25 * 2000 = 2500` .
Dus €2500,00.

c

Bij mevrouw Lont.

Opgave 2
a

`7500/300000=0,025` , dus `2,5` %.

b

`300000 + 2*7500 = 315000` euro.

c

Nu komt er het tweede jaar `0,025*307 500 = 7687,5` bij, dus is het bedrijfskapitaal dan na `2` jaar: €315187,50.

d

Als het winstpercentage gelijk blijft.

Opgave 3
a

Stuwmeer: de groei stopt.
Wad: er is een vaste groeifactor per jaar van `1,4` .
Slufter: lineaire groei met `45` exemplaren per jaar.

b

`167*1,4≈234` exemplaren.

c

`167/(1,4)≈119` exemplaren.

Opgave 4
a

Zie tabel.

jaar aantal inwoners groeifactor
1990 `254,11*10^6 ` ...
1991 `256,65*10^6 ` 1,01
1992 `259,22*10^6 ` 1,01
1993 `261,81*10^6 ` 1,01
1994 `264,43*10^6 ` 1,01
1995 `267,07*10^6 ` ...
b

Er is een vrijwel constante groeifactor van `1,01` .

c

Ongeveer `267,07*1,01≈269,74` miljoen.

d

`(254,11)/(1,01)≈251,59` miljoen.

Opgave 5
a

groeifactor `=1929/1568~~2372/1929~~2918/2372~~3589/2918~~4415/3589~~5430/4415~~6679/5430~~1,23` .

De groeifactor per jaar voor de periode 2009-2016 is 1,23.

b

In 2017 zullen er `6679* 1,23 ~~ 8215` konijnen zijn.

f

In 2020 zullen er `6679* 1,23^4 ~~ 15287` konijnen zijn.

Opgave 6
a

De groeifactor is `(112,49)/(108,16)~~1,04` .

b
tijd `t` (jaar) 0 1 2 3 4 5 ... 20
kapitaal `K` (€) 100,00 104,00 108,16 112,49 116,99 121,67 ... 219,11
c

De groeifactor is `1,04` en `100*1,04^15 ~~ 180,09` .

Opgave 7
a

De groeifactor is `1276/1000 ~~ 1,28` .
Of zo:
De groeifactor per `50` jaar is `1,05^5 ~~ 1,28` .

b

De groeifactor per `10` jaar `1477/1407 ~~ 1,05`

c

De groeifactor per `80` jaar is `1477/1000~~ 1,48` .

d

Het aantal inwoners in 1920 is ongeveer `1477*1,05*1,05*1,05*1,05 = 1477*1,05^4 ~~ 1795` miljoen.

Opgave 8
a

De groeifactor is `82470766/79375136 ~~ 1,039` .

b

De groeifactor is `18406644/18045729 ~~ 1,02` .

c

`1367485388*1,01=1381160242` inwoners, het werkelijke aantal zal anders zijn.

d

aantal inwoners Congo-Kinshasa 2016: `82470766,3` .
aantal inwoners Congo-Kinshasa 2018: `82470766,3*1,039^2=89028924,11` .
Dat zijn `89` miljoen `28` duizend en `924` inwoners.

Opgave 9
a

Het begingetal en de waarde die er elke stap bij wordt opgeteld.

b

Het begingetal en de groeifactor waarmee je elke stap vermenigvuldigt.

Opgave 10
a

Het aantal vlinders neemt jaarlijks met `0,4` % toe.

Lineaire groei

Exponentiële groei

b

De afstand van een boot tot de kust neemt toe met `25` mijl per uur.

Lineaire groei

Exponentiële groei

c

Het weefsel van een wever groeit in een uur met `3` cm.

Lineaire groei

Exponentiële groei

d

Van een fruitboom worden elk jaar van elke tak twee nieuwe takken behouden. Tel het aantal eindtakken.

Lineaire groei

Exponentiële groei

Opgave 11
a

Het is bij benadering exponentiële groei met groeifactor ongeveer `1,11` .

b

`11` %

d

Ongeveer `1235` .

e

Als `t=14` .

Opgave 12
a

€ 1024,00.

b

€ 1048,58.

c

Als de prijsindex `2,4` % is.

d

In de loop van het vijfde jaar kom je boven de € 1100,00.

Opgave 13
a

Het aantal inwoners in Z groeit met `4` % per jaar. Dat betekent dat er een jaar later `1,04` keer zoveel mensen zijn als het jaar ervoor. Bijvoorbeeld op `t = 1` wonen er `20000*1,04=20800` mensen in Z.

tijd `t` (in jaren) `0` `1` `2` `3`
aantal mensen in Z `20000` `20800` `21632` `22497`
b

Of er in een tabel sprake is van exponentiële groei kun je nagaan door steeds opeenvolgende uitkomsten op elkaar te delen en te kijken of daar (ongeveer) hetzelfde getal uitkomt.

c

Zie figuur.

Opgave 14
a

`64` lagen.

b

Elke keer scheuren verdubbelt het aantal lagen papier dat Jan heeft. Het aantal lagen dat hij krijgt hangt dus af van het aantal lagen dat hij al heeft.

c

Het aantal lagen verdubbelt steeds, dus er komt evenveel bij als er al ligt. Het groeipercentage is daarom `100` %.

Opgave 15Groei wereldbevolking in de 20e eeuw
Groei wereldbevolking in de 20e eeuw
a

Tot 1970 is de grafiek een sneller stijgende lijn (waarschijnlijk exponentieel); vanaf 1970 is de grafiek een rechte lijn (lineair).

b

Van 1970 tot 2010 lijkt de groei lineair.

Er komen vanaf 1970 elke tien jaar ongeveer `0,8` miljard mensen bij: de groei is lineair.

c

De groeifactor van 1900 tot 1950 per tien jaar berekenen:
vermenigvuldigingsfactor 1900-1910 `=(1,75)/(1,65)~~1,06=1,1`
vermenigvuldigingsfactor 1910-1920 `=(1,86)/(1,75)~~1,06=1,1`
vermenigvuldigingsfactor 1920-1930 `=(2,07)/(1,86)~~1,11=1,1`
vermenigvuldigingsfactor 1930-1940 `=(2,3)/(2,07)~~1,11=1,1`
vermenigvuldigingsfactor 1940-1950 `=(2,54)/(2,3)~~1,10=1,1`

De groeifactor per tien jaar is ongeveer `1,1` .

d

De groeifactor van 1950 tot 1990 is `(3,03)/(2,54)~~1,19=1,2` .

De groeifactor van 1960 tot 1970 is `=(3,7)/(3,03)~~1,22=1,2` .

De groeifactor 1900-1950 is `1,1` .
De groeifactor voor de periode 1950-1970 is groter dan de groeifactor voor de periode 1900-1950.

e

1900-1950: de grafiek is exponentieel met groeifactor `1,10` .
1950-1970: de grafiek is exponentieel, maar de groeifactor is hoger dan in de vijftig jaar ervoor, namelijk `1,2` .
1970-2020: de grafiek is lineair; de wereldbevolking groeit elke tien jaar met `0,8` miljard mensen.

f

Wereldbevolking: `7710` miljoen mensen.

Opgave 16Kettingbrief
Kettingbrief
a

Het aantal personen dat zo’n brief krijgt wordt telkens `5` keer zo groot als iedereen blijft meedoen.

b

`5`

c

`5*5=25`

d

Ronde 1: `5` .

Ronde 2: `5*5=25` .

Ronde 3: `25*5=125` .

Ronde 4: `125*5=625` .

In de vierde ronde.

e

`5 + 25 + 125 + 625 = 780`

f

Het aantal deelnemers gaat op zeker moment het aantal mensen overstijgen. In de tiende ronde moeten er al `9 765 625` mensen een brief ontvangen.

Opgave 17
a

`1200` stuks.

b

`8400` stuks.

c

`S=6000+1200t`

d

Een groeifactor van `1,20` . Maak een grafiek bij deze tabel.

tijd (in jaren) `1` `2` `3` `4` `5` `6` `7` `8` `9` `10`
aantal verkochte producten `600` `720` `864` `1037` `1244` `1493` `1792` `2150` `2580` `3096`
Opgave 18
a

`10000` euro.

b

`10250` euro.

c

Nee, want er wordt niet met een vast getal per jaar vermenigvuldigt: het eerste jaar met `10250/10000=1,025` , het tweede jaar met `10750/10250=1,049` .

verder | terug