Diagrammen > Frequentietabel
123456Frequentietabel

Uitleg

science
cijfer frequentie
`4` `1`
`5` `4`
`6` `9`
`7` `11`
`8` `3`
`9` `1`
totaal `29`

Je ziet de rapportcijfers voor het vak science van klas B1H.

6 6 5 4 7 7 7 8 6 6 6 6 8 7 7
9 5 7 7 5 7 6 7 6 6 7 5 7 8

Je kunt de cijfers overzichtelijker weergeven door te tellen hoeveel vieren, vijven, zessen, enzovoort voorkomen. Je krijgt dan een frequentietabel en de cijfers noem je de waarnemingen. Bekijk de frequentietabel van de science-cijfers van B1H.

De frequentie is het aantal keren dat een bepaalde waarneming voorkomt. Een frequentietabel heet ook wel een frequentieverdeling.

Wil je de cijfers van de ene klas vergelijken met die van een andere klas, waarin meer of minder leerlingen zitten, dan kun je de frequenties het beste omrekenen naar relatieve frequenties:

`text(relatieve frequentie) = text(frequentie)/text(totaal aantal waarnemingen)`

Meestal wordt de relatieve frequentie weergegeven als percentage.

In de tabel zie je van de rapportcijfers voor science van klas B1H de relatieve frequentie als een percentage met één decimaal achter de komma.

cijfer frequentie berekening relatieve frequentie rel. freq.
`4` `1` ` 1/29 ~~ 0,034129` en dus `~~ 3,4` % `3,4`
`5` `4` ` 4/29 ~~ 0,138429` en dus ` ~~ 13,8` % `13,8`
`6` `9` ` 9/29 ~~ 0,310929` en dus `~~ 31,0` % `31,0`
`7` `11` ` 11/29 ~~ 0,3791129` en dus `~~ 37,9` % `37,9`
`8` `3` ` 3/29 ~~ 0,103329` en dus `~~ 10,3` % `10,3`
`9` `1` ` 1/29 ~~ 0,034129` en dus `~~ 3,4` % `3,4`
totaal `29` `1` `99,8`

Door de afronding komt het totale percentage zo op `99,8` . Om `100` % te krijgen rond je twee percentages verder naar boven af. Dat moet dan een percentage zijn dat maar één keer voorkomt anders krijg je onderlinge verschillen. Bijvoorbeeld `4/29 ~~ 13,9` en `9/29 ~~ 31,1` .

Opgave 1

Je ziet de rapportcijfers voor Engels van klas B1H.

4 5 7 5 10 9 8 4 6 6 7 7 8 3 7
6 6 7 7 9 7 6 7 6 6 8 7 7 8
a

Maak van de gegevens een frequentietabel.

b

Wat is het voordeel van zo'n frequentietabel?

c

Welk cijfer heeft de hoogste frequentie?

d

Welk cijfer heeft de laagste frequentie? (Cijfers die niet voorkomen, tellen niet mee.)

Opgave 2

Gebruik de rapportcijfers voor Engels van klas B1H.

4 5 7 5 10 9 8 4 6 6 7 7 8 3 7
6 6 7 7 9 7 6 7 6 6 8 7 7 8
a

Hoe groot is de relatieve frequentie van het cijfer 7?

b

Maak een relatieve frequentieverdeling van deze gegevens.

c

Wat is het voordeel van een relatieve frequentietabel?

verder | terug