Voor wiskunde heb je de volgende cijfers gehaald: ; ; en .
Al deze cijfers tellen even zwaar mee. Welk rapportcijfer krijg je gebaseerd op deze
resultaten?
Je berekent het gemiddelde als volgt:
alle cijfers optellen:
de som van de cijfers delen door het aantal:
Je staat dus een gemiddeld voor wiskunde.
Dat betekent op het rapport een .
Bekijk
Reken zelf het gemiddelde na.
Je mag één toets overmaken, het cijfer wordt . Wat wordt nu je eindcijfer?
Een akkerbouwer heeft twee velden met aardappelen. Beide velden zijn hectare groot. Het éne veld leverde hem ton aardappelen op, het andere ton. (Een ton is kg.)
Hoeveel bedroeg zijn gemiddelde opbrengst per hectare?
Erik heeft voor Engels zes toetsen gemaakt die elk één keer meetellen. Zijn gemiddelde is een precies. Morgen moet hij de laatste toets van deze periode maken.
Bereken zijn rapportcijfer voor Engels als deze laatste toets hetzelfde gewicht heeft, en Erik een scoort. Geef je antwoord in één decimaal nauwkeurig.
Leg uit waarom Erik onmogelijk nog een als rapportcijfer kan halen.
Bereken zijn rapportcijfer ook voor het geval dat die laatste toets twee keer telt en Erik er een voor haalt.