Diagrammen > Cirkeldiagram en steelbladdiagram
123456Cirkeldiagram en steelbladdiagram

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De Margherita, `38` % van alle pizza's zijn een pizza Margherita.

b

De Tonno en de Funghi hebben de laagste percentages.

c

`0,38*1200=456` pizza's.

d

Omdat een pizza ook cirkelvormig is, en dan kun je er een aansprekend beelddiagram van maken.

Opgave V2
a

Waarschijnlijk `5` stuks. (Afhankelijk van de betekenis van de kleine lettertjes bij de vertrektijden.)

b

Bij die getallen hoort een toelichting zoals "niet op zon- en feestdagen" , of "gaat niet langs ..." , of zo iets.

Opgave 1
a

Welke cijfers een bepaalde groep leerlingen voor een toets heeft gehaald.

b

`0` keer.

c

Achter de `6` in de steel staan `8` cijfers: `6,2; 6,4; 6,4; 6,4; 6,6; 6,6; 6,8` en `6,9` .

d

`22`

Opgave 2
a
b

`22`

c
d

De cijfers rechts van de `5` worden naar boven afgerond naar een `6` .

Opgave 3
a

`8` sectoren.

b

`114268+328867+50615+93702+2304074+484090+359815+417363=4152794` hectare.

c

`484090` ha bos en open natuurlijk terrein. Dat is `484090 /4152794 ≈0,117` van het totaal.

d

Dat is ongeveer `11,7` %.

e

Dat is ongeveer `0,117 * 360^@ ~~ 42^@` .

f

Dat is ongeveer `0,117 * 360^@ ~~ 42^@` .

Opgave 4
a

`10`

b

Erg overzichtelijk, terwijl toch alle cijfers erin staan.

c

Dat komt door het afronden. Op het gehele eindcijfer `6` worden alle cijfers vanaf `5,5` tot `6,5` afgerond.

d

De cijfers `6,1` en `7,2` komen allebei het vaakst voor (drie keer).

e

Het cijfer `7` . Dit komt elf keer voor na afronden.

Opgave 5
a

In de steel staan de decimeters, in de bladen de centimeters. Dus `14` in de steel en `8` in het blad is `140 + 8 = 148` cm. Dat is in gehele centimeters nauwkeurig.

b

`164` cm.

c

Nee, nog steeds komt dan `164` cm het meest voor.

d

Voor: `3918/24≈163` cm.

Na: `4098/25≈164` cm.

Opgave 6
a

`17`

b

Voor de oefening: `(50+52+53+58+59+60+60+61+64+66+66+67+72+76+79+81+83)/17=1107/17≈65` slagen per minuut.

Na de oefening: `(59+62+64+67+68+68+71+71+74+74+78+82+84+89+89+92+95)/17=1287/17≈76` slagen per minuut.

c

Ten eerste zijn de modale polsslagen niet te bepalen (meerdere getallen komen even vaak voor). En ten tweede zegt de meest voorkomende polsslag nauwelijks iets over hoe hoog de meeste polsslagen liggen. Een polsslag van `56` kan bijvoorbeeld wel het vaakst voorkomen, maar liggen alle andere polsslagen tussen `70` en `90` (maar steeds verschillende getallen).

d

De gemiddelde polsslag was na de oefening duidelijk hoger geworden. En ook het steelbladdiagram laat zien dat na de oefening de meeste polsslagen hoger liggen dan ervoor.

Opgave 7
Opgave 8
a

verkeersterrein: `10^@` (zie het voorbeeld)

bebouwd terrein: `328867/4152794*360≈29^@`

semi-bebouwd terrein: `50615/4152794*360≈4^@`

recreatieterrein: `93702/4152794*360≈8^@`

agrarisch terrein: `2304074/4152794*360≈200^@`

bos en open natuurlijk terrein: `484090/4152794*360≈42^@`

binnenwater: `359815/4152794*360≈31^@`

buitenwater: `417363/4152794*360≈36^@`

b

Of de afgeronde sectorhoeken samen `360^@` zijn.

Opgave 9

Eerst de sectorhoeken berekenen.
Bijvoorbeeld bij de frequentie `1` hoort de sectorhoek `1/29*360^@ ~~ 12^@` .
Zo krijg je deze tabel:

cijfer frequentie sectorhoek
3 1 12°
4 0
5 3 37°
6 8 99°
7 10 124°
8 5 62°
9 2 25°
10 0

Hierbij hoort het cirkeldiagram:

Opgave 10
a

Er viel `12` jaren minder dan `30` mm regen.

b

`40` mm.

c

`186` mm, `211` mm en `213` mm.

Opgave 11
a

Rokers: `3` personen.

b

Rokers: `12` personen.

c

Rokers: `15` personen.

d

Rokers: `5` personen.

e

Gelukkig zijn beide groepen even groot, namelijk allebei `35` personen, dus je kunt vergelijken. En dan zie je meteen dat de rokers vaak een hoger cholesterolgehalte hebben dan de niet-rokers. Ook de gemiddelden verschillen nogal.

Opgave 12
a
b

De cijfers van de meisjes liggen meer gespreid dan die van de jongens; bij de meisjes hoort het laagste en het hoogste cijfer. Het gemiddelde cijfer bij de meisjes is ongeveer `6,7` en dat van de jongens ongeveer `6,8` dus die verschillen niet veel.

c

De aantallen jongens en meisjes zijn niet gelijk.

Opgave 13
a
b
Opgave 14
a

Zuid-Holland: `178300/(58818+178300+8171+50450+13088+145970+8583+1257)*100=178300/344577*100≈51,7` %.

Nederland: `2326047/(2326047+350128+318330+119039+88877+133136+48574+774472)=2326047/4158603≈55,9` %.

In ZH is dit naar verhouding minder dan over geheel Nederland gezien.

b

Zuid-Holland: bebouwde grond maakt `50450/344577*100≈14,6` % van het totale bodemgebruik uit.

Nederland: bebouwde grond maakt `318330/4158603*100≈7,7` % van het totale bodemgebruik uit.

c

`8171/344577*360^@≈8,5^@`

d

Gebruik in heel Nederland: `2326047` ha; gebruik in Zuid-Holland: `178300` ha.

`178300/2326047*100≈7,7` %.

e

Gebruik in heel Nederland: `318330` ha; in Zuid-Holland: `50450` ha. `50450/318330*100≈15,8` %.

Opgave 15Brugklascijfers met Excel
Brugklascijfers met Excel
a

Dit gaat niet automatisch in Excel. Het moet dus handmatig en dan kan het net zo goed op een papiertje.

Je kunt wel iets maken dat er op lijkt, namelijk een horizontaal staafdiagram.

b

Dit is een goede oefening voor later, bijvoorbeeld bij meer onderwerpen over het verwerken van gegevens, of bij werkstukken (ook voor andere vakken). Als je handig bent met Excel (of een ander spreadsheetprogramma) kan je dat veel tijd besparen.

c

Met een dubbel steelbladdiagram. Dat is hier het geval omdat het maar `29` cijfers zijn voor elk vak en omdat het voor beide vakken evenveel cijfers zijn. In andere gevallen werken staafdiagrammen met relatieve frequenties beter.

Opgave 16Bevolkingspiramide
Bevolkingspiramide
a

In een bevolkingspiramide staan links en rechts van de steel respectievelijk het aantal mannen en vrouwen van een bepaalde leeftijd van een bepaalde bevolking. Hoe hoger in de steel, hoe ouder de mensen zijn. Onderaan staan de nieuwgeborenen. Je kunt zo in één oogopslag zien, hoe een bepaalde bevolking is opgebouwd. Of er relatief veel ouderen zijn, of juist jongeren, dat er meestal meer oudere vrouwen dan mannen zijn (omdat vrouwen gemiddeld langer leven). Enzovoort.

b

Eigen antwoord.

Opgave 17
a

`10`

b

Nu zijn de cijfers die naar beneden op een geheel cijfer worden afgerond gescheiden van de cijfers die naar boven worden afgerond. Je kunt nu sneller zien hoeveel gehele eindcijfers `4, 5, 6` , enzovoort er zijn.

Opgave 18
a

Omdat dan vrijwel alle cijfers verschillend zijn en er dus heel veel evengrote sectoren ontstaan met een kleine sectorhoek.

b

Cijfer 3: `0^@`

Cijfer 4: `1/29*360≈12,4^@`

Cijfer 5: `4/29*360≈49,7^@`

Cijfer 6: `9/29*360≈111,7^@`

Cijfer 7: `11/29*360≈136,6^@`

Cijfer 8: `3/29*360≈37,2^@`

Cijfer 9: `1/29*360≈12,4^@`

Cijfer 10: `0^@`

verder | terug