Diagrammen > Cirkeldiagram
12345678Cirkeldiagram

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

3%.

b

10,8 graden. (Hoe kom je daar aan?)

c

Bij minder dan 25%.

Opgave 1
a

Uit 8 sectoren.

b

Uit 4152794 ha.

c

484090 ha "bos en open natuurlijk terrein" .
Dat is 484090 / 4152794 0,117 van het totaal, dus ongeveer 11,7%.

d

100% komt overeen met 360°.
De sectorhoek bij "bos en open natuurlijk terrein" is dus ongeveer 0,117 × 360 42%.

Opgave 2
a

0,03 × 360 11 graden.

b

0,30 × 360 108 graden.

Opgave 3

Bekijk het complete voorbeeld hierboven.

Opgave 4
a

Omdat dan vrijwel alle cijfers verschillend zijn en er dus heel veel even grote sectoren ontstaan met een kleine sectorhoek.

b

Zie figuur.

c

Zie figuur. Beide diagrammen krijgen een even grote straal omdat ze beide over evenveel leerlingen gaan.

d

Waarschijnlijk niet. Dat hangt er van af of er in beide klassen evenveel leerlingen zitten of niet.

Opgave 5
a

De sectorhoek is ongeveer 69°.
Dit komt overeen met 69 360 × 100 19,2 %.

b

De sectorhoek is ongeveer 10°.
Dit komt overeen met 10 360 × 100 2,8 %.

c

Eigen antwoord.

Opgave 6
a

Je kunt nu geen sectorhoeken opmeten omdat je schuin op de cirkel kijkt.

b

De hoeveelheid in kg die een inwoner van deze plaats in 2008 gemiddeld aan afval produceerde.
Om de waarden in procenten uit te drukken moet je elk getal delen door het totaal van 230 kg/inwoner en de uitkomst met 100 vermenigvuldigen.

c

Maak een normaal cirkeldiagram (dat er echt als een cirkel uitziet). Je berekent eerst de sectorhoeken door alle percentages met 3,6 te vermenigvuldigen.

Opgave 7
a

Zie tabel.

partij SP GL PvdD PvdA D66 CDA CU SGP VVD PVV
percentage 10 4 1,3 20 6,7 14 3,3 1,3 20,7 16
b

Bereken de sectorhoeken door alle percentages met 3,6 te vermenigvuldigen.

Opgave 8
a

Heb je waarschijnlijk al eens eerder gedaan.

meisjes jongens
freq % freq %
36 2 15,4 1 6,2
37 5 38,5 2 12,5
38 3 23,1 3 18,8
39 2 15,4 3 18,8
40 1 7,7 2 12,5
41 0 0,0 3 18,8
42 0 0,0 2 12,5
13 100 16 100
b

Nee, er zijn minder meisjes dan jongens. De straal van het cirkeldiagram van de meisjes wordt 13 16 van die van de jongens.

c

Doen. Let op het antwoord bij b.

Opgave 9
a

10000000 / 19200000 0,52, dus de 52% klopt.

b

Ongeveer 0,23 × 19200000 = 4416000 aansluitingen voor T-Mobile en 0,25 × 19200000 = 4800000 aansluitingen voor Vodafone.

c

Ongeveer 0,41 × 19200000 = 7872000.

d

Ongeveer 19200000 / 2,6 7385000 huishoudens. (Een veel nauwkeuriger antwoord is onzinnig.)

Opgave 10
a

In een cirkeldiagram bepaalt de grootte van de sectorhoeken de verdeling. In deze figuur zijn alle sectorhoeken hetzelfde en gaat het alleen om de grootte en de verdeling van de straal van een sector.

b

Dit zijn in feite gestapelde staafdiagrammen.

c

De leeftijdsverdelingen in een tabel:

1960 2010
aantal % aantal %
0-17 24 35 21 21
18-64 39 57 64 64
65+ 9 24 15 15
totaal 69 100 100 100

Maak hierbij cirkeldiagrammen. Het cirkeldiagram van 1960 krijgt een straal die 69 100 deel is van die van het cirkeldiagram van 2010.
Conclusie: het aantal jongeren neemt naar verhouding af, NL vergrijsd.

d

De kerkelijke gezindheid in een tabel:

1960 2010
aantal % aantal %
RK 28 41 24 24
PC 28 41 17 17
Moslim 0 0 5 5
Hindoe 0 0 1 1
Geen 13 18 35 35
Onbekend 0 0 18 18
totaal 69 100 100 100

Maak hierbij cirkeldiagrammen. Het cirkeldiagram van 1960 krijgt een straal die 69 100 deel is van die van het cirkeldiagram van 2010.
Conclusie: het aantal niet-kerkelijken neemt sterk toe.

Opgave 11Bodemgebruik
Bodemgebruik
a

In ZH is 51,7% en in NL is 57,2% van de bodem bestemd voor agrarisch gebruik. Dus naar verhouding minder dan in de rest van NL.

b

178300 / 2326047 0,077 dus ongeveer 7,7%.

c

50450 / 318330 0,158 dus ongeveer 15,8%.

d

Het natuurlijk terrein is in ZH naar verhouding het belangrijkst: maar liefst 25,9% van het natuurlijk terrein van NL ligt in ZH.

e

Eigenlijk moeten er percentages staan. Maak zelf cirkeldiagrammen met percentages er in. Hier zie je een tabel met percentages.

Opgave 12Melk in Nederland
Melk in Nederland
a

In 1956 was dat "Melk en melkproducten".
In 2005 was dat "Kaas".

b

Er zijn percentages in aangegeven en beide totalen zijn dus 100%. (Even zo goed was het beter geweest om ze een verschillende grootte te geven, maar het verschil in straal zou klein zijn geweest.)

c

In 1956: 0,015 × 5,9 = 0,0885 mld.
In 2005: 0,009 × 6,3 = 0,0567 mld.
Dus inderdaad werd er in 2005 minder Nederlandse melk in boter omgezet.

d

In 1956: 0,336 × 5,9 = 1,9824 mld.
In 2005: 0,131 × 6,3 = 0,8253 mld.
Dus inderdaad werd er in 2005 minder Nederlandse melk in melk en melkproducten omgezet.

verder | terug