Diagrammen > Totaalbeeld
12345678Totaalbeeld

Samenvatten

Je kunt de krant niet openslaan of je ziet wel ergens tabellen en diagrammen. Hetzelfde geldt voor allerlei tijdschriften over wat meer serieuze onderwerpen en over informatieve websites, en dergelijke. Bekijk bijvoorbeeld de site van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maar eens. Daar vind je een schat aan gegevens over Nederland. Veel informatie wordt ook overzichtelijker als je tabellen en digrammen gebruikt. Maar dan moet je die wel goed begrijpen...

De volgende opgaven zijn bedoeld om overzicht over het onderwerp "Diagrammen" te krijgen. Dit betreft de onderdelen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 van dit onderwerp. Het is nuttig om er een eigen samenvatting bij te maken. De opgaven hieronder zijn bedoeld om je daarbij te helpen.

Je leert in dit onderwerp:

  • schema's waaronder grafen bekijken en er informatie uit aflezen ( Uitleg );
  • werken met tabellen voor afstanden en reistijden in grafen ( Uitleg );
  • gemiddelden berekenen, ook gewogen gemiddelden ( Uitleg );
  • werken met frequenties, frequentietabellen en relatieve frequenties om gegevens te kunnen vergelijken ( Uitleg );
  • staafdiagrammen en lijndiagrammen maken en gebruiken, cirkeldiagrammen aflezen ( Uitleg );
  • steelbladdiagrammen maken en gebruiken ( Uitleg );
  • cirkeldiagrammen maken en gebruiken ( Uitleg ).

Voorkennis:

  • rekenen met decimale getallen ( );
  • de voorrangsregels bij het rekenen gebruiken ( );
  • rekenen met breuken ( ).

Opgave 1

In een park zijn vijf ontmoetingsplaatsen: bij het theehuis ( T), bij de vijver ( V), bij het podium ( P), bij de speeltuin ( S) en bij de kinderboerderij ( K). Tussen de ontmoetingsplaatsen bestaan de volgende wandelpaden: van het theehuis naar de vijver, het podium en de kinderboerderij. Van de vijver naar de speeltuin en van de speeltuin naar het podium en de kinderboerderij.

a

Teken een graaf met de ontmoetingsplaatsen als knooppunten en de wandelpaden als wegen.

b

Wellicht heb je zelf een heel andere graaf gemaakt in het antwoord bij a is getekend. Wanneer zijn twee grafen gelijk?

c

Is het mogelijk een wandeling langs alle ontmoetingsplaatsen te maken zonder een weg twee keer te gebruiken? Leg je antwoord uit.

Opgave 2

Op twee eilanden liggen vijf steden A, B, C op het éne eiland en E en F op het andere eiland. Een brug bij D verbindt beide eilanden met elkaar. In de graaf hiernaast wordt de situatie weergegeven. Tussen de steden loopt een aantal wegen. De getallen bij de wegen stellen de afstanden in kilometers voor.

a

Hoeveel km bedraagt de kortste verbinding tussen A en E?

b

Vul deze tabel met kortste afstanden in.

A B C E F
A
B
C
E
F

Omdat er veel verkeer tussen beide eilanden is wordt er een nieuwe brug aangelegd tussen C en F. De lengte van de rechtstreekse verbinding C F wordt daardoor 6 km.

c

Op welke routes wordt de reisafstand nu korter?

Opgave 3

Janna heeft voor het vak nederlands in de laatste periode de volgende cijfers gehaald:

  • een 7,1, een 6,5 en een 8,3 voor overhoringen die éé keer meetellen;

  • een 6,0 en een 7,6 voor proefwerken die drie keer meetellen;

  • een 6 voor een spreekbeurt die twee keer meetelt;

a

Bereken haar gemiddelde cijfer in die periode in één decimaal nauwkeurig.

b

Janna mag één van beide proefwerken herkansen. Kan ze daarmee haar gemiddelde zo ver omhoog krijgen dat ze als eindcijfer voor nederlands een 8 krijgt?

Opgave 4

Hier zie je de rapportcijfers voor het vak frans van B1k.

6 6 8 9 5 7 6 7 7 3 9 6 7 5 7
8 7 5 6 8 6 7 6 7 5 7 8 7 6 7
a

Maak hiervan een frequentietabel en een relatieve frequentietabel.

b

Welk cijfer is het modale cijfer?

c

Bereken het gemiddelde van de rapportcijfers van deze klas.

Opgave 5

Bekijk de rapportcijfers voor het vak frans van B1k uit de vorige opgave nog eens.

a

Gebruik de relatieve frequentietabel van de vorige opgave om een bijpassend staafdiagram te tekenen.

b

Maak ook een bijpassend lijndiagram.

Opgave 6

Dit steelbladdiagram laat zien hoeveel vogels er per dag op een bepaalde voederplaats werden gesignaleerd. Dit zijn alle dagen in één maand van het jaar.

a

Welke maand is dat? En wat is er voor bijzonders met het jaar waaruit deze gegevens komen?

b

Hoeveel bedraagt het modale aantal vogels?

c

Hoeveel dagen in deze maand kwamen er meer dan 30 vogels op deze voederplaats?

Opgave 7

Aan 3500 Nederlanders werd gevraagd met welk vervoermiddel ze op vakantie gingen. Met de eigen auto gingen er 2450, met het vliegtuig 525, met het openbaar vervoer 350 en met de fiets 175.

a

Hoeveel procent van de Nederlanderse vakantiegangers gaat met de fiets?

b

Maak een cirkeldiagram bij deze gegevens.

Neem aan dat er 10 miljoen Nederlanders op vakantie gaan.

c

Geef een schatting van het aantal dat niet met eigen vervoer (de eigen auto of de fiets) gaat.

verder | terug