Statistiek > Spreidingsmaten
123456Spreidingsmaten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Allebei 6,7 .

b

Nee, de behaalde cijfers zijn toch wel verschillend. Zo komt bij wiskunde het cijfer 4 niet voor en bij engels twee keer, maar anderzijds komt bij wiskunde het cijfer 10 niet voor en bij engels wel.

c

Bijvoorbeeld met behulp van frequentietabellen, of met diagrammen.

Opgave V2
a

Bij beide is dat het cijfer 3.

b

Bij engels een 10 en bij wiskunde een 9.

c

Het lijkt er wel op, maar erg duidelijk wordt dit vanuit deze tabel niet. Een frequentietabel laat dat duidelijker zien. Die éne 3 bij wiskunde lijkt ook een echte uitschieter.

Opgave 1
a

Doen.

b

9 4 = 5

c

Omdat ze wel allemaal over evenveel cijfers gaan, maar die cijfers niet in elk deel even dicht bij elkaar liggen.

Opgave 3
a

9 3 = 6 .

b

Med = 7 (gemiddelde van het 14e en 15e getal), Q 1 = 6 (gemiddelde van het 7e en 8e getal) en Q 3 = 7,5 (gemiddelde van het 20e en 21e getal).

c

7,5 6 = 1,5 .

d

Er zijn veel zeven's gevallen.

Opgave 2
a

390 240 = 150 cm.

b

Med = 325 , Q 1 = 300 en Q 3 = 335 .

c

Tussen 335 en 390 cm.

d

8 jongens.

Opgave 4
a

Doen.

b

Het minimale cijfer in 2K valt samen met het eerste kwartiel in 2L.
Dit klopt in werkelijkheid niet, het zijn maar 4 van de 30 cijfers in 2L. Dat komt doordat rapportcijfers afgeronde cijfers zijn.

Opgave 5
a

Voor wiskunde is de variatiebreedte 10 4 = 6 . Voor science is de variatiebreedte 9 4 = 5 .

b

Voor beide vakken is de mediaan 6 en het eerste kwartiel 5 . Voor wiskunde is het derde kwartiel 8 en voor science is dat 7 .

c

Voor wiskunde is de kwartielafstand 8 5 = 3 . Voor science is de variatiebreedte 7 5 = 2 .

Opgave 6
a

Doen.

b

Nee, dat is niet noodzakelijk. Alleen als de aantallen waarop de boxplots zijn gebaseerd heel erg veel van elkaar verschillen kun je vraagtekens zetten bij een vergelijking van beide.

Opgave 7
a

Maak eerst frequentietabellen.
School A: minimaal aantal 13, Q 1 = 21,5 , mediaan is 25,5, Q 3 = 28 en maximaal aantal is 31.
School B: minimaal aantal 11, Q 1 = 25 , mediaan is 28, Q 3 = 29 en maximaal aantal is 31.

Teken de bijpassende boxplots.

b

Bijna 75% van de klassen van school B is groter of gelijk aan de mediaan van de klassengrootte van school A.

c

Alleen het minimum wordt dan 15, verder verandert er niets.

Opgave 8
a

Voor de jongens: 390 240 = 150 cm.
Voor de meisjes: 375 190 = 185 cm.

b

Med 310, Q 1 = 280 en Q 3 = 330 .

c

Nee, alleen de variatiebreedte is bij de meisjes groter. Voor de rest zijn de verschillen niet erg groot hoewel zowel de minimale als de maximale afstand bij de jongens groter is.

Opgave 9
a

Bij de jongens is de spreidingsbreedte 3000 gram en bij de meisjes is de spreidingsbreedte 1600 gram.

b

Jongens: minimumgewicht is 1850 gram, Q 1 = 3150 gram, de mediaan is 4000 gram, Q 3 = 4180 gram en het maximumgewicht is 4850 gram.
Meisjes: minimumgewicht is 2400 gram, Q 1 = 2800 gram, de mediaan is 3200 gram, Q 3 = 3500 gram en het maximumgewicht is 4000 gram.

Teken zelf de boxplots met deze gegevens.

c

50%.

d

50%.

Opgave 10
a

Laagste cijfer is 3,4 gram, Q 1 = 5,0 gram, de mediaan is 5,3 gram, Q 3 = 8,2 gram en het maximumgewicht is 9,8 gram.

Teken het bijpassende boxplot.

b

De duidelijke scheiding tussen voldoendes en onvoldoendes zie je het best in het steelbladdiagram.

Opgave 11
a

Van beide teams zijn zowel de gemiddelde leeftijd als de mediaan 23.

b

Team 1: minimumleeftijd is 18 jaar, Q 1 = 20,5 jaar, de mediaan is 23 jaar, Q 3 = 26 jaar en het maximumleeftijd is 28 jaar.
Team 2: minimumleeftijd is 21 jaar, Q 1 = 22 jaar, de mediaan is 23 jaar, Q 3 = 24 jaar en het maximumleeftijd is 26 jaar.

c

Ja, je kunt goed het verschil tussen de minimumleeftijden en de maximumleeftijden zien. Verder is het verschil tussen beide kwartielafstanden een duidelijke aanwijzing dat bij team 2 de leeftijden veel dichter bij elkaar liggen.

Opgave 12
a

De mediaan is 58,5 kg, Q 1 = 51 kg en Q 3 = 63 kg. De kwartielafstand is daarom 12 kg.

b

Dat zou 75% moeten zijn. In werkelijkheid zijn 20 van de 30 leerlingen lichter, dat is minder dan 75%. Aan de andere kant zijn maar 7 leerlingen zwaarder en dat is nog geen 25%. Dit heeft allemaal met afrondingen te maken en het kleine aantal gegevens.

Opgave 13
a

Twee. Als je deze uitschieters meerekent veranderen de mediaan en de kwartielen niet.

b

Het gemiddelde op bijvoorbeeld 17 december ligt dicht bij het derde kwartiel vanwege de twee uitschieters. Datzelfde geldt voor 21 december.

c

20 december, toen was er maximaal ongeveer 12 minuten vertraging.

d

Op 24 december.

e

Op 22, 23 en 24 december.

f

Op die dagen zitten de vertragingen relatief dicht bij de maximale vertraging.

Opgave 14Cijfer voor wiskunde
Cijfer voor wiskunde
a

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

b

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

c

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

Opgave 15Lengtes
Lengtes
a

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

b

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

verder | terug