Statistiek > Spreidingsmaten
123456Spreidingsmaten

Uitleg

cijfer frequentie
4 1
5 4
6 9
7 7
8 6
9 2
totaal 29

Je ziet hier een frequentietabel van de rapportcijfers voor het vak "science" in klas 2F. Je kunt deze tabel samenvatten door de modus, de mediaan en/of het gemiddelde te geven. Zo'n centrummaat zegt echter niets over hoe ver de waarnemingen uit elkaar liggen. Als de waarnemingen uit getallen bestaan kun je een spreidingsmaat vaststellen:

  • de variatiebreedte of spreidingsbreedte is de grootste waarneming min de kleinste waarneming;

  • de kwartielafstand is het derde kwartiel min het eerste kwartiel,
    - het eerste kwartiel is de mediaan van de eerste helft waarnemingen,
    - het tweede kwartiel is de mediaan,
    - het derde kwartiel is de mediaan van de tweede helft waarnemingen.

De kleinste waarneming en de grootste waarneming, de mediaan en de twee kwartielen kun je overzichtelijk weergeven in een boxplot. Bij deze frequentietabel is de mediaan 7 , het eerste kwartiel Q 1 = 6 (het gemiddelde van het 7e en het 8e cijfer) en het derde kwartiel Q 3 = 8 .

Opgave 1

Bekijk de frequentietabel van de cijfers voor science van klas 2F in de Uitleg .

a

Reken de daar gegeven mediaan en kwartielen zelf na.

b

Hoeveel bedraagt de spreidingsbreedte?

c

Je ziet dat elk van de vier delen van het boxplot 25 % van de cijfers bevat. Toch zijn die delen niet even groot getekend. Hoe komt dat?

Opgave 3
cijfer frequentie
3 1
4 0
5 4
6 8
7 8
8 5
9 2
totaal 28

Dit is een frequentietabel van de cijfers voor nederlands van klas B2B.

a

Bepaal de spreidingsbreedte.

b

Bepaal de mediaan en de beide kwartielen en teken een bijpassend boxplot.

c

Hoe groot is de kwartielafstand?

d

Hoe komt het dat de mediaan en het derde kwartiel zo dicht bij elkaar liggen?

Opgave 2

In de boxplot hiernaast zie je de resultaten van de jongens van een brugklas bij het verspringen. Je ziet er de verdeling van de gesprongen afstanden in cm vanaf de afzetbalk.

a

Hoeveel bedraagt de spreidingsbreedte van deze resultaten?

b

Lees de mediaan en de twee kwartielen uit de figuur af.

c

Welke afstanden springen de 25 % beste springers?

d

Dit boxplot is gebaseerd op de resultaten van 33 jongens. Hoeveel daarvan springen minder dan 3 m ver?

verder | terug