Statistiek > Schatten
123456Schatten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Over de klassen 3,5 < 4,5, enzovoorts. De gehele rapportcijfers zijn dan de klassenmiddens.

b

Niet elke 6 is een 6,0. Er zijn ook andere cijfers die op 6 worden afgerond en die kunnen wel allemaal onder de 6,0 zitten.
Hij vindt een gemiddelde van 7,0. Het werkelijke gemiddelde kan variëren van 6,5 tot en met 7,4.

c

De klasse 5,5 < 6,5 met klassenmidden 6.

Opgave V2
a

De mediaan vind je met het 15e en 16e getal, en die zitten in de klasse 5,5 < 6,5 .

b

Nee, je weet alleen in welke klasse hij zit.

c

Als je het hebt over de gehele rapportcijfers dan is de spreidingsbreedte 9 4 = 5 .
Als je het hebt over de rapportcijfers op één decimaal nauwkeurig dan is de spreidingsbreedte 9,5 3,5 = 6 .

Opgave 1
a

6,5 < 7,5 , ze krijgen dus een 7 .

b

Omdat je wel de verdeling van de cijfers op één decimaal bekijkt, maar de werkelijke cijfers niet meer. Je neemt dan meestal het aantal klassen maal de klassenbreedte, maar het kan ook zo.

c

De mediaan is het gemiddelde van het 15e en 16 cijfer en zit dus in de klasse 6,5 < 7,5 .
Het eerste kwartiel is het 8e cijfer en dit zit in de klasse 5,5 < 6,5 .
Het derde kwartiel is het 23e cijfer en dit zit in de klasse 7,5 < 8,5 .

Opgave 2
a

106 .

b

( 4 6 + 5 14 + 6 23 + 7 29 + 8 21 + 9 9 + 10 4 ) / 106 6,8

c

De klasse 6,5 < 7,5 .

d

Omdat je niet meer over de ruwe data beschikt. De mediaan is het gemiddelde van de 53e en het 54e getal en zit in de klasse 6,5 < 7.5 .

e

Hij lijkt te zijn 9,5 < 10,5 , terwijl het hoogste cijfer altijd een 10,0 is.
Dit betekent dat de spreidingsbreedte 10,0 3,5 = 6,5 is.

Opgave 3
a

9,5 3,5 = 6

b

Het eerste kwartiel is 5,5 + 3 1 7 5,9.
Het derde kwartiel is 7,5, precies het eerste getal van de op één na laatste klasse.

c

Zie figuur. De kwartielafstand is 7,5 5,9 = 1,6

Opgave 4
a

5,5 + 10 1 12 6,3 .

b

Het eerste kwartiel is het gemiddelde van het 6e en 7e getal, dus van 5,5 + 3 1 12 = 5,75 en van 5,5 + 4 1 12 5,8 . Daarom is Q 1 5,8 .
Op dezelfde manier is Q 3 7,3 .
Voor de minimale waarde neem je 3,5 en de maximale waarde wordt 8,5. Nu kun je de boxplot tekenen.

c

In klas 2B is de spreiding van de resultaten kleiner. Vooral de echte hoge cijfers ontbreken in 2B, de hele box begint en eindigt iets lager dan bij klas 2A. Maar grote verschillen zijn er niet.

Opgave 5
a

Omdat in die klasse precies vijf gehele getallen zitten waarvan 67 het middelste is.

b

1620 / 30 = 54 bezoekers per dag.

Opgave 6
a

Omdat in elke klasse alle getallen kunnen voorkomen vanaf de ondergrens tot aan de bovengrens (afhankelijk van hoe nauwkeurig er is gemeten).

b

De mediaan is het gemiddelde van het 45e en het 46e getal, dus van 170 + 13 5 22 173,0 en 170 + 14 5 22 173,2 . De mediaan is ongeveer 173,1 cm.
Op dezelfde manier is Q 1 167,2 en Q 3 179,3 .
Nu kun je wel een boxplot tekenen...

Opgave 7
a

9,6 2,6 = 7,0

b

Omdat je anders heel veel staafjes van lengte 1 krijgt. En daaruit kun je nauwelijks wat zinnigs aflezen.

c

Zie de tabel hieronder. Je neemt de klassen 2,5 < 3,5 , enzovoorts. Maak een staafdiagram bij deze tabel.

klasse freq.
2,5 < 3,5 1
3,5 < 4,5 2
4,5 < 5,5 3
5,5 < 6,5 9
6,5 < 7,5 7
7,5 < 8,5 5
8,5 < 9,5 2
9,5 < 10,5 1
d

5,5 < 6,5

e

Precies op de grens van de klassen 5,5 < 6,5 en 6,5 < 7,5. Dus die zou je schatten als 6,5.

f

Q 1 5,5 + 2 1 9 5,7 .

Opgave 8
a

200

b

Voor het 100e en 101e getal van de hele reeks moet je het 50e en 51e getal uit de klasse 10 < 20 schatten. Dat is 18.

c

( 5 50 + 15 60 + 25 40 + 35 30 + 45 15 + 55 5 ) / 200 = 20,75 , dus afgerond op gehelen is dat 21 zieken per dag.

d

Dat is alleen belangrijk voor het gemiddelde, de mediaan en de modale klasse veranderen niet als je dat klassenmidden anders kiest.

Opgave 9
a

Zie tabel.

klasse frequentie
10 < 20 25
20 < 30 45
30 < 40 60
40 < 50 40
50 < 60 15
60 < 70 5
totaal 190
b

70 10 = 60

c

6550 / 190 34,47 , dus afgerond op gehelen is dat 34 jaar.

d

De 95e en 96e passagiers zijn de 25e en 26e uit de klasse 30 < 40 . Dat zal ongeveer 34 jaar zijn.

e

Q 1 is de 13e uit de klasse 20 < 30 , ongeveer 25.
Q 3 is de 23e uit de klasse 40 < 50 , ongeveer 43.
De kwartielafstand is ongeveer 18 jaar.

f

25 + 45 + 27 = 97 en 97 / 190 0,51, dus ongeveer 51%.

g

Jonger dan 15 jaar zijn er 12,5, ouder dan 55 zijn er 5 + 7,5, samen 25. 25 / 190 0,13, dus ongeveer 13%.

h

De klasse 30 < 40.

i

Als minstens één van de jarigen in een hogere leeftijdsklasse komt zal de gemiddelde leeftijd in gehelen veranderen.

Opgave 10
a

Geschatte gegevens afgerond op 0,5 m:
Voor de jongens: minimum 15, eerste kwartiel 23,0, mediaan 28,0, derde kwartiel 33,0, maximum 45.
Voor de meisjes: minimum 5, eerste kwartiel 14,0, mediaan 17,5, derde kwartiel 20,5, maximum 30.

b

Het geschatte gemiddelde van de jongens is 28,5 m (afgerond op 0,5 m). Dat van de meisjes is 17,5 m.

c

Voor deze groep kun je die conclusie wel trekken. De gemiddelden verschillen nogal: deze jongens gooien gemiddeld nogal wat verder dan deze meisjes. Aan de boxplots zie je dat meer dan 75% van de jongens verder gooit dan het derde kwartiel bij de meisjes.

Opgave 11Uren huiswerk per week (1)
Uren huiswerk per week (1)
a

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen. Heb je dezelfde klassenindeling gemaakt?

b

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

c

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen. Besteden de meisjes meer tijd aan huiswerk dan de jongens?

Opgave 12Uren huiswerk per week (2)
Uren huiswerk per week (2)
a

Hier zie je de boxplots met de gegevens die Excel berekent.

b

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

Het lijkt er op dat het grootste deel van de jongens veel minder tijd aan huiswerk besteedt dan de meisjes. 75% van de jongens besteedt minder tijd dan de mediaan van de meisjes. Maar er zijn uitschieters. Je zou kunnen besluiten om opnieuw te kijken als je de echte uitschieters weglaat...

verder | terug