Figuren > Lijn, lijnstuk, punt
1234567Lijn, lijnstuk, punt

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De rails hebben dezelfde richting. Ze liggen dan evenwijdig ten opzichte van elkaar.

b

De dwarsliggers hebben dezelfde richting. Ze liggen dan evenwijdig ten opzichte van elkaar.

c

De dwarsliggers staan haaks op de rails. Ze liggen dan loodrecht ten opzichte van elkaar.

Opgave 1
a

Lijnen die dezelfde richting hebben, die altijd even ver van elkaar naast elkaar lopen.

b

Die hebben wel een dikte en lopen ook niet als maar door. Je gebruikt een lijn om een spoorrail voor te stellen.

c

Een bepaalde plek die je met een stip aanduidt, maar die eigenlijk geen afmetingen heeft.

d

Ja, maar dan wel oneindig veel.

e

Nee, want ze zijn evenwijdig.

f

Twee snijdende lijnen hebben precies één punt gemeenschappelijk. Dat zogeheten snijpunt wordt dan bepaald door twee lijnen.

Opgave 2
a

Deze lopen zeker niet oneindig ver door. Het zijn maar stukken van lijnen.

b

Het laat zien dat de dwarsliggers loodrecht op de rails staan.

c

Ja, dan heeft elke dwarsligger één punt gemeen met een rail.

Opgave 3

De rails zou er ongeveer zo uit moeten komen te zien als in de Uitleg , maar dan met de juiste afmetingen.

Opgave 4
a

Maak ongeveer de figuur in het voorbeeld, maar dan op de kop.

b

Laat eventueel je antwoord controleren.

c

Laat eventueel je antwoord controleren.

Opgave 5
a

Zie de figuur bij b.

b

Zie figuur.

c

De lijnen `l` en `m` snijden elkaar niet, dus ze lopen evenwijdig.

Opgave 6
a

De lijnen `l` en `m` .

Leg de onderkant van je geodriehoek op lijn `m` zo, dat de driehoek over lijn `l` heen ligt. Controleer nu de evenwijdigheid met behulp van de evenwijdige lijnen op je geodriehoek.

b
c

De lijnen `k` , `m` en `n` .

d

Ja, maar buiten de figuur.

e

Nee.

f

Ja, dat kan wel.

Opgave 7
a

Staafje 6.

b

Staafjes 1 en 5.

Opgave 8

Begin eerst met de doorgetrokken lijnen. Zorg dat deze eventueel loodrecht op elkaar staan of evenwijdig met elkaar lopen. De stippellijnen kun je tekenen door deze evenwijdig te laten lopen met de doorgetrokken lijnen. Laat je tekening eventueel door je docent controleren.

Opgave 9
a

Maak gebruik van "hokjes tellen" : de gegeven lijn door de punten `A` en `B` gaat steeds `2` naar rechts en `1` omhoog. De evenwijdige lijn krijg je door vanuit `C` een serie punten te tekenen die ook `2` hokjes naar rechts en `1` omhoog ten opzichte van elkaar liggen. Je kunt er uiteraard ook voor kiezen om `2` hokjes naar links en `1` naar beneden te gaan.

b

De loodrechte lijn kun je tekenen door vanuit `C` steeds `1` hokje naar rechts en `2` naar beneden te gaan.

Opgave 10
a

Zie de figuur bij d.

De rode lijn is de lijn door punt `P` loodrecht op lijn `l` die je moest teken. Denk aan het haakje bij punt `P` .

b

Zie de figuur bij d.

De blauwe lijn is de lijn door punt `Q` loodrecht op lijn `l` die je moest tekenen. Het punt `R` is het snijpunt van de lijnen `l` en `n` . Denk aan het haakje bij punt `R` .

c

De lijnen `m` en `n` lopen evenwijdig aan elkaar.

d

Zie figuur.

Teken eerst lijnstuk `PQ` , dit is de het groen gestippelde lijnstuk in het figuur. De groene lijn is de lijn door punt `R` evenwijdig met lijnstuk `PQ` die je moest tekenen. Teken eventueel pijltjes om aan te geven dat de lijnen evenwijdig met elkaar lopen.

Opgave 11
a

Door twee verschillende punten loopt altijd precies één rechte lijn.

waar

niet waar

b

Loodrechte lijnen hebben soms meer dan één punt gemeenschappelijk.

waar

niet waar

c

Een lijnstuk kan nooit evenwijdig zijn met een lijn.

waar

niet waar

d

Een snijpunt van twee lijnen ligt zowel op de ene lijn als op de andere lijn.

waar

niet waar

Opgave 12

Zij krijgt `6` snijpunten.

Opgave 13Schaakspel
Schaakspel

Doen, elk vakje wordt `1` cm bij `1` cm.

Opgave 14Optische illusies
Optische illusies

Je gelooft je ogen niet, maar in de linkerfiguur zijn alle horizontale lijnen evenwijdig. En in de rechter figuur geldt dit voor alle lijnen die schuin omlaag lopen. Overigens barst het in beide figuren ook van de evenwijdige lijnstukjes.

Opgave 15Beeldmerken
Beeldmerken

De linker is het NS-logo en de rechter is het beeldmerk van het Rode Kruis.
Het natekenen van zeker het beeldmerk van de NS is op blanco papier nog niet zo gemakkelijk. Ga er van uit dat beide pijlpunten echt bestaan uit loodrechte lijnstukken.

Opgave 16
`a` `b` `c` `d`
`a`
E L S
`b` E
L S
`c` L L
S
`d` S S S
Opgave 17
a

Zie figuur bij c.

De evenwijdigheid van lijn `n` met lijn `l` is aangegeven met de pijltjes.

b

Zie figuur bij c.

De loodrechte stand van lijn `k` op lijn `m` is aangegeven met het haakje.

c

Zie figuur.

verder | terug