Figuren > Passer en cirkel
1234567Passer en cirkel

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Zet je ene passerpunt aan het begin van de liniaal. Je andere passerpunt op `3` cm. Op deze manier kun je de afstand tussen de twee passerpunten bepalen.

b

Kies zelf een punt `M` . Als je je stalen punt erin zet, zorg er dan voor dat de afstand tussen de passerpunten nog steeds `3` cm is.

c

Houd je passerpunt op punt `M` . Door de passer rond te draaien kun je de cirkel om punt `M` tekenen.

d

Zie Voorbeeld 1

Opgave 1
a

`MA` is gelijk aan de straal van de cirkel. De straal van de cirkel is `2` cm.
`MA = 2` cm.

b

`AB` is de diameter van de cirkel. De diameter is gelijk aan `2` keer de straal. De diameter is `2 xx 2 = 4` cm.
`AB = 4`  cm

c

Zijn `A` en `B` punten van de cirkel?

Ja.

Nee.

d

Is `M` een punt van de cirkel?

Ja.

Nee.

Opgave 2

De straal van de cirkel is de helft van de diameter. De straal wordt `5/2 = 2,5` cm. De passerpunten moeten dus `2,5` cm uit elkaar staan. Kies zelf een middelpunt en noem dit punt `M` .

Opgave 3

Zie het voorbeeld. Je kunt ook een andere emoji maken, als er maar cirkels in voorkomen.
Veel plezier.

Opgave 4

Teken eerst een cirkel met middelpunt `M` , middellijn `AB` en een straal van `4` cm. Vervolgens maak je twee halve cirkel met straal `2` cm in middelpunten halverwege `MA` en `MB` . Als laatste moet je de kleine cirkels tekenen die een straal van `1` cm hebben. Hiervoor kun je de middelpunten van de halve cirkels gebruiken.

Opgave 5

Zie figuur. De gevraagde afstand is de lengte van het lijnstuk vanaf `P` tot het snijpunt van `l` en de loodlijn. Wat er uit komt hangt van jouw tekening af.

Opgave 6

Je moet een cirkel tekenen met middelpunt `P` en straal `150` km. Houd rekening met de schaal.

Opgave 7
a

Teken eerst punt `M` . Zorg vervolgens dat je passer de juiste afstand van `4` cm heeft. Nu kun je de cirkel `c` tekenen met middelpunt `M` en een straal van `4`  cm.

b

`8` cm.

c

Bijvoorbeeld:

Opgave 8

`10 xx 5 = 50` cm.

Opgave 9
a

Teken eerst punt `M` . Zorg vervolgens dat je passer de juiste afstand van `5` cm heeft. Nu kun je de cirkel `c` tekenen met middelpunt `M` en een straal van `5` cm.

b

Elke lijn door `M` is goed, op het rooster is handig. Zie figuur bij d.

c

Teken eerst twee lijnen evenwijdig met `l` en op `3` cm afstand ervan. Deze lijnen snijden de cirkel in vier punten. Deze punten zijn punt `E` , punt `F` , punt `G` en punt `H` . De figuur staat bij d.

d
Opgave 10

Teken de loodlijn van punt `T` op een zijde. Meet vervolgens de afstand van punt `T` tot de zijde en vergelijk de antwoorden met elkaar. Doe dit voor elke zijde en meet de afstanden tot die zijden.

Zijde `a` ligt het dichtst bij.

Opgave 11

Trek de munt over en vouw hem twee keer of meer dubbel. Waar de vouwlijnen elkaar snijden, dat is het middelpunt.

Opgave 12

Begin met een cirkel met bijvoorbeeld een straal van `4` cm. Zet dan de stalen punt op de rand van die cirkel en maak een ruime halve cirkel met straal `4` cm. Herhaal dit door de stalen punt te verplaatsen naar de plek waar de ruime halve cirkel de eerste cirkel snijdt.

Opgave 13Plaats van een schip bepalen
Plaats van een schip bepalen
a

Teken een cirkel met een straal van `30` km (eerst uitrekenen hoeveel cm dat is op de kaart) en middelpunt de Brandaris.

b

Teken nog een tweede cirkel met een straal van `10` km en middelpunt op de kade van Harlingen. Het overlappende deel van de gebieden binnen beide cirkel dat in de Waddenzee ligt moet je kleuren of arceren.

c

Dat is ongeveer de afstand van het verste punt op de rand van de `10` km cirkel naar de kade in Harlingen, dus ongeveer `10` km.

d

Teken een cirkel met een straal van `20` km met middelpunt de Brandaris en een cirkel met een straal van `20` km met middelpunt het noordelijkste puntje van Texel. Waar beide cirkels elkaar op de Noordzee snijden, ligt het schip.

e

Dat punt is ongeveer `9` km uit de kust van Vlieland.

Opgave 14Een rond terras
Een rond terras

De straal van het terras is de helft van de diameter. De straal is dus gelijk aan `4/2 = 2` meter. Om het terras te kunnen tekenen, moet je eerst het middelpunt bepalen. Het middelpunt ligt `2` meter van de heg vandaan en van het huis. Je weet dat de achterdeur `1` meter is, dus de afstand is het dubbele van de afmeting van de achterdeur. Bijvoorbeeld:

Opgave 15

Stel je hebt een cirkel met middelpunt `M` en een straal van `2,3` cm. Welke beweringen zijn waar?

Een punt met een afstand van `2,3` cm tot punt `M` valt buiten de cirkel.

De grootste afstand tussen twee punten op de cirkel is `2,3` cm.

De cirkel geeft alle punten die precies `2,3` cm van het middelpunt `M` liggen.

De diameter van de cirkel is `4,6` cm.

Opgave 16

Punt `H` ligt het verst weg van lijn `l` .

verder | terug